EHBO oefenen

Wat betekent preventie?
A
beschermen van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie
B
Het recht om geen last te hebben van andere mensen
C
Nemen van maatregelen waarmee je ongevallen kunt voorkomen
D
onderhouden van contacten in de hulpverlening
1 / 25
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat betekent preventie?
A
beschermen van de eigen economie tegen buitenlandse concurrentie
B
Het recht om geen last te hebben van andere mensen
C
Nemen van maatregelen waarmee je ongevallen kunt voorkomen
D
onderhouden van contacten in de hulpverlening

Slide 1 - Quiz

Wie lopen het meeste kan op ongevallen?
A
baby's
B
Ouderen
C
Volwassenen
D
jongeren

Slide 2 - Quiz

Wanneer is er ook direct gevaar voor de eerste hulp verlener bij een vergiftiging door een:
A
giftig gas
B
giftige plant
C
medicijn
D
schoonmaakmiddel

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Wat betekent dit pictogram?
A
Giftige stoffen
B
Licht ontvlambare stoffen
C
Schadelijke stoffen
D
Bijtende stoffen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent ARBO
A
Arbeidsomstandigheden
B
Arbeidsovereenkomst
C
Arbeid en bedrijfsorganisatie
D
Arbeid en ongevallen

Slide 6 - Quiz

Stellingen:
1. BHV wil zeggen Bedrijfshulpverlening

2. Bedrijfshulpverleners zijn gewone werknemers met een extra taak
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 7 - Quiz

Welke taken horen bij BHV
A
Aangiftes van diefstal opnemen, branden blussen en ontruiming uitvoeren
B
Aangiftes van diefstal opnemen, EHBO verlenen, het verkeer regelen
C
Een ontruiming uitvoeren, EHBO verlenen, een ambulance de weg wijzen
D
EHBO verlenen, sporenonderzoek uitvoeren, het verkeer regelen

Slide 8 - Quiz

Stellingen:
1. Een weefsel is een groep cellen die hetzelfde zijn en dezelfde functie hebben.
2. Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 9 - Quiz

Stellingen:
1. Het hart is een holle spier die bestaat uit boezem en 1 kamer
2. het hart is een pomp die 8 a 9 liter per minuut door je lichaam pompt.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stellingen 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 10 - Quiz

Wanneer moet een slachtoffer gereanimeerd worden?
A
Als er voor aanvang duidelijk si dat het slachtoffer een rechtsgeldige niet-reanimeren verklaring heeft.
B
Als het slachtoffer bewusteloos is maar nog wel ademt
C
Als het slachtoffer een flauwte heeft
D
Als het slachtoffer geen normale ademhaling eer heeft

Slide 11 - Quiz

Wat is een AED?
A
Automatische Externe Defecten
B
Automatische Externe Defibrillator
C
Automatische Elektrische Defibrillator
D
Automatische Eclectische Denkkader

Slide 12 - Quiz

Welke klachten kunnen ontstaan door een hitteberoerte
A
Bewustzijnsdaling en verwardheid
B
Normale ademhaling
C
Lage lichaamstemperatuur en langzame hartslag
D
Veel transpireren

Slide 13 - Quiz

Wat is een normale hartslag in rust bij een volwassen persoon?
A
60 tot 80 slagen / minuut
B
80 tot 110 slagen / minuut
C
110 tot 130 slagen / minuut
D
130 tot 150 slagen / minuut

Slide 14 - Quiz

1. Verplaats het slachtoffer bij gevaar
2. controleer het bewustzijn
3. let op gevaar
4. Controleer de ademhaling
5. handel bij levensbedreigend letsel en ziekte
A
1 - 2 - 3 - 5 - 4
B
3 - 1 - 2 - 4 - 5
C
3 - 4 - 2 - 1 - 5
D
1 - 3 - 2 - 4 - 5

Slide 15 - Quiz

Waar zorg je voor als je 'Op gevaar let'?
A
Dat het slachtoffer tegen de zon beschermd wordt
B
Dat je kijkers op afstand houdt
C
Voor de veiligheid van jezelf, de omstanders en het slachtoffer
D
Voor het wegleggen van waardevolle spullen.

Slide 16 - Quiz

Stellingen:
1. Om goed te kunnenbepalen van het slachtoffer mankeert ga je eerst na wat er is gebeurd.
2. Als je nagaat wat het slachtoffer mankeert, controleer je eerst de ademhaling
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 17 - Quiz

Hoe heet de EHBO greep waarmee je een slachtoffer uit een gevaarlijke situatie verplaatst?
A
Stabiele zijligging
B
Driepuntsgreep
C
Heimlichgreep
D
Rautekgreep

Slide 18 - Quiz

Hoe controleer je het bewustzijn van het slachtoffer?
A
Door het slachtoffer flink te knijpen
B
Niets vragen, meteen 112 bellen
C
Op afstand vragen naar de naam van het slachtoffer
D
Voorzichtig schudden aan de schouder "Hallo meneer/ mevrouw, hoe gaat het?"

Slide 19 - Quiz

Als iemand buiten bewustzijn is, maar een normale ademhaling heeft. Hoe leg je het slachtoffer dan neer?
A
met de benen recht omhoog
B
In de rugligging
C
In de stabiele zijligging
D
Op zijn buik

Slide 20 - Quiz

Wat doe je als iemand zich verslikt heeft in een stukje appel
A
De greep van Heimlich toepassen
B
De Rautekgreep toepassen
C
Een glas water geven
D
In de stabiele zijligging leggen

Slide 21 - Quiz

Wat is een shock?
A
Er gaat elektrische stroom door het lichaam van het slachtoffer
B
Er is sprake van een te lage bloeddruk waardoor er onvoldoende bloed en zuurstof is.
C
Het slachtoffer is erg geschrokken
D
Het slachtoffer is hyperactief

Slide 22 - Quiz

Wat is een snelverband?
A
Steriel gaaskompres met zwachtel dat een bloedende wond afdekt
B
Verklevend materiaal dat brand- en schaafwonden afdekt
C
Elastisch materiaal dat gebruikt wordt bij drukverband
D
Wondpleister of steriel kompres

Slide 23 - Quiz

Hoeveel minuten moet je een brandwond minimaal koelen?
A
1 - 5 minuten
B
10 - 20 minuten
C
30 - 40 minuten
D
50 - 60 minuten

Slide 24 - Quiz

Wat leg je aan, bij een onderhuidse bloeding, voor het geven van steun en rust?
A
dekverband
B
steunverband
C
snelverband
D
wondpleister

Slide 25 - Quiz