What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
proeftoets kerst
Wat is de stofnaam van dit medicijn?
A
Nexium
B
Nexium control
C
Esomeprazol
D
maagsapresistente tabletten
1 / 26
next
Slide 1:
Quiz
Helpende plus
MBO
Studiejaar 1
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is de stofnaam van dit medicijn?
A
Nexium
B
Nexium control
C
Esomeprazol
D
maagsapresistente tabletten
Slide 1 - Quiz
Een cliënt weigert steeds zijn medicijnen. Mag je de medicijnen verstoppen in bijvoorbeeld de vla?
A
Ja
B
Nee
Slide 2 - Quiz
Wie kan er voor mij medicijnen voorschrijven?
A
Dokter
B
Huisarts
C
Doktersassistent
D
Praktijkondersteuner
Slide 3 - Quiz
pulmonale medicijnen zijn medicijnen voor longaandoeningen
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Een medicijn kan een ......
A
Genezende werking hebben
B
Verschijnselen verminderen
C
Preventieve werking hebben
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 5 - Quiz
Het sublinguaal toedienen van een medicijn betekent dat het medicijn:
A
Via het rectum wordt toegediend
B
Onder de tong wordt toegediend
C
Via een injectie wordt toegediend
D
Via de huid wordt toegediend
Slide 6 - Quiz
Een placebo is
A
Een medicijn met minder werkzame stof
B
Een medicijn met meerdere werkzame stoffen
C
Een medicijn zonder werkzame stof
Slide 7 - Quiz
Wanneer een patiënt een ernstige allergische reactie heeft gehad op een medicijn dan is dat
een ........ voor het gebruik van dit medicijn.
A
indicatie
B
contra-indicatie
Slide 8 - Quiz
Op een medicijndoosje staat: LOT 11 C 20 EXP. 5/2022
Tot wanneer is dit medicijn te gebruiken?
A
31 mei 2022
B
19 november 2020
C
1 mei 2022
D
11 maart 2020
Slide 9 - Quiz
Als de medicijnen elkaar beinvloeden
heet dat?
A
allergie
B
interactie
C
vergiftiging
Slide 10 - Quiz
Wat is de stofnaam van dit medicijn?
A
Lanoxin
B
Digoxine
C
Aspen
D
Comprimes
Slide 11 - Quiz
Wat is een bijwerking van het medicijn?
A
Je hebt meer nodig voor het zelfde effect
B
Ophoping van de medicatie
C
Je kan niet meer zonder het medicijn
D
je krijgt last van een vreemde werking
Slide 12 - Quiz
Welk soort medicijn wordt hier omschreven:
"Een hoesje van gelatine, met daar in het medicijn".
A
Een zetpil
B
Een tablet
C
Een dragee
D
Een capsule
Slide 13 - Quiz
Bij het toedienen van een medicijn controleer je:
A
Naam zorgvrager
B
juiste tijdstip
C
juiste toedieningswijze
D
alle genoemde zijn juist
Slide 14 - Quiz
Gewenning van een medicijn betekent
A
lichamelijke en/of psychische afhankelijkheid
B
ophoping van medicijnen in het lichaam
C
werking van medicatie op elkaar
D
steeds meer van een geneesmiddel nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken.
Slide 15 - Quiz
Een voorbeeld van een lokaal medicijn is?
A
paracetamol
B
suspensie
C
zalf
D
bloedverdunner
Slide 16 - Quiz
Wat is belangrijk bij het bewaren van medicijnen?
A
medicijnen moeten in het donker bewaard worden
B
Medicijnen moeten in de originele verpakking bewaard worden
C
Medicijnen moeten op een veilige plaats voor kinderen bewaard worden
D
Alle antwoorden zijn juist
Slide 17 - Quiz
Vrij verkrijgbare medicijnen zijn:
A
Medicijnen die je met een recept bij de apotheek moet ophalen.
B
Medicijnen die je kunt kopen bij de apotheek, dogist, supermarkt.
C
Medicijnen die de huisarts heeft voorgeschreven.
D
Medicijnen waarin vitaminen en mineralen zitten.
Slide 18 - Quiz
Medicijnen uit een baxterrol geven is een
A
Risicovolle handeling
B
voorbehouden handeling
C
verboden handeling
D
Basiszorg
Slide 19 - Quiz
Levodopa is een medicijn dat wordt gegeven bij:
A
ziekte van Parkinson
B
ALS
C
MS
D
acuut glaucoom
Slide 20 - Quiz
Medicijnen die eindigen op 'pam'
A
zijn plaspillen
B
is er kans op valgevaar
C
zorgen voor stolling
D
zijn maagmedicijnen
Slide 21 - Quiz
De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet hiervoor .... zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam
Slide 22 - Quiz
Als een medicijn transdermaal wordt toegediend, wat gebruik je dan?
A
Pleister
B
Paracetamol
C
Capsule
D
Emulsie
Slide 23 - Quiz
Als een zorgvrager een medicijn niet goed kan doorslikken, mag je zelfstandig besluiten om het medicijn te malen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Wat zijn bijwerkingen van medicijnen?
A
ophoping van medicijnen in het lichaam
B
de invloed van de medicijnen op elkaars werking
C
steeds meer nodig voor dezelfde werking
D
een ongewenste reactie bij een normaal gebruik
Slide 25 - Quiz
Het cutaan toedienen van een medicijn betekent dat het medicijn:
A
Via het rectum wordt toegediend
B
Onder de tong wordt toegediend
C
Via een injectie wordt toegediend
D
Via de huid wordt toegediend
Slide 26 - Quiz
More lessons like this
Medicijnen
February 2023
- Lesson with
28 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 2
Algemene geneesmiddelenkennis les 1
September 2024
- Lesson with
27 slides
Anatomie Fysiologie Pathologie
MBO
Studiejaar 1
Algemene geneesmiddelenkennis les 1
November 2023
- Lesson with
29 slides
Anatomie Fysiologie Pathologie
MBO
Studiejaar 1
Voorbereiding toets VTH ALA 3A
June 2022
- Lesson with
29 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1
Medicijnen
January 2024
- Lesson with
19 slides
Verzorgende
MBO
Studiejaar 2
voorbereiding
October 2023
- Lesson with
10 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 2
Medicijnen
September 2024
- Lesson with
38 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 1,2
Medicatie Les 1
October 2022
- Lesson with
25 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 3