voorbereiding grammatica en spelling + leesvaardigheid en woordenschat

voorbereiding grammatica en spelling + leesvaardigheid en woordenschat
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

voorbereiding grammatica en spelling + leesvaardigheid en woordenschat

Slide 1 - Slide

Inhoud van de toets grammatica en spelling
Grammatica en spelling: zinsontleding (enkelvoudig en samengesteld - woordbenoeming - werkwoordspelling -leestekens- hoofdletters - alle spellingregels EN
samentrekking-beknopte bijzin-inversie-congruentie + foutief toegepast 

Slide 2 - Slide

Leesvaardigheid h 1 t/m 4
Ken alle tekststructuren, tekstverbanden en signaalwoorden
Argumentatie: blokjesschema => standpunt met  nevenschikkende en onderschikkende argumenten - signaalwoorden - tegenargumenten en weerlegging

Slide 3 - Slide

Woordenschat: beeldspraak
Leesvaardigheid en woordenschat:
  • beeldspraak op basis van vergelijking/overeenkomst => metafoor, (asyndetische) vergelijking, Homerische vergelijking, personificatie en synesthesie (beeld met combinatie van zintuigen) 
  • beeldspraak op basis van relatie/kenmerk => metonymie/metoniem

Slide 4 - Slide

Woordenschat: stijlfiguren om een betekenis/bedoeling te benadrukken. 
  • Repetitio - herhaling,
  • Enumeratio: opsomming in drieën, drieslag,  climax en anti-climax 
  • Hyperbool: versterking/overdrijving
  • Eufemisme: verzachting
  • Understatement: verkleining/vermindering
  • Litotes: met een ontkennend woord het tegenovergestelde aangeven
  • Contaminatie => twee woorden, woordgroepen of uitdrukkingen zijn door elkaar gebruikt. Dat is fout                 VERMENGING
  • Pleonasme =>  een van de woorden is overbodig omdat de betekenis al in het woord waar het bij staat, zit.      OVERBODIG
  • Tautologie ==>  een van de woorden is overbodig omdat het hetzelfde betekent heeft als een  ander woord.    DUBBEL

Slide 5 - Slide

Dat boek vond ik niet te duur, maar leek mij te saai.
A
foutieve samentrekking
B
foutieve beknopte bijzin
C
incongruentie
D
foutieve inversie

Slide 6 - Quiz

Volgens Wilders heeft de media het weer niet begrepen.
A
foutieve samentrekking
B
foutieve beknopte bijzin
C
incongruentie
D
foutieve inversie

Slide 7 - Quiz

Het was een prachtige zonsondergang en besloten we nog een tijd aan zee te blijven.
A
foutieve samentrekking
B
foutieve beknopte bijzin
C
incongruentie
D
foutieve inversie

Slide 8 - Quiz

Verdwaald en uitgeput trof de agent de vluchtelingen aan.
A
foutieve samentrekking
B
foutieve beknopte bijzin
C
incongruentie
D
foutieve inversie

Slide 9 - Quiz

Sommige asielopvangcentra lijken meer kille gevangenissen.
A
(asyndetische) vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metoniem

Slide 10 - Quiz

De vrachtwagen donderde van de berg af.
A
metonymie
B
synesthesie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 11 - Quiz

Ik denk dat we maar vroeg onder de wol kruipen want er is niets op TV vanavond.
A
metafoor
B
metonymie
C
personificatie
D
vergelijking

Slide 12 - Quiz

Bij het afscheid sprak de afdelingsleider zoete woorden tot de vertrekkende leraar.
A
metafoor
B
synesthesie
C
metonymie
D
vergelijking

Slide 13 - Quiz


Het toeval wilde dat we hem daar weer tegenkwamen.


A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie
D
metonymie

Slide 14 - Quiz

Het trekken van de kies was niet geheel pijnloos.
A
understatement
B
eufemisme
C
litotes
D
pleonasme

Slide 15 - Quiz

Ik zie dat je dertig fout in je werk hebt, dat heeft nog wel een paar verbeteringen nodig.
A
hyperbool
B
understatement
C
litotes
D
eufemisme

Slide 16 - Quiz

k heb me bescheurd om zijn optreden.
A
hyperbool
B
eufemisme
C
understatement
D
litotes

Slide 17 - Quiz

Koning Willem Alexander kwam oprecht over, hij meende het echt.
A
tautologie
B
contaminatie
C
pleonasme
D
repetitio

Slide 18 - Quiz

Van der Plas kijkt of daar nog een mouw aan vast te knopen is.
A
pleonasme
B
tautologie
C
repetitio
D
contaminatie

Slide 19 - Quiz

De houten boomstam liet de gemeente liggen opdat de kinderen er mee zouden kunnen spelen.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
repetitio

Slide 20 - Quiz

Het is heel plausibel dat hij waarschijnlijk het virus op de tennisbaan heeft opgelopen.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie
D
repetitio

Slide 21 - Quiz

Zinsontleding:
Hoewel ik het antwoord wel weet, houd ik toch mijn mond.

Hoewel...weet is de bijzin. Het zinsdeel is:
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Quiz

Zinsontleding: het gezegde

De jongen die hiernaast woont, is ziek geworden.
A
werkwoordelijk is geworden
B
werkwoordelijk woont is geworden
C
naamwoordelijk is geworden
D
naamwoordelijk is ziek geworden

Slide 23 - Quiz

Werkwoordspelling
wat is juist?
A
Hij heeft het verwoestte huis herbouwd
B
Hij heeft het verwoestte huis herbouwt.
C
Hij heeft het verwoeste huis herbouwt
D
Hij heeft het verwoeste huis herbouwd

Slide 24 - Quiz

Oefenen!
https://extraned.nl/
Cambiumned


Slide 25 - Slide