Ontkenning (niet/geen)

De ontkenning
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De ontkenning

Slide 1 - Slide

De ontkenning
* Negatief
* Niet/geen


Wim drinkt geen water.
Mijn broer werkt niet.

Slide 2 - Slide

Wanneer gebruik je geen?
1. Voor het indefiniete substantief
(met lidwoord 'een' of zonder lidwoord (artikel)
.






1. Wim drinkt geen water.
2. Diana heeft geen pen.
3. Ik heb geen auto.


Slide 3 - Slide

Wanneer gebruik je geen?
2. Bij stofnamen (koffie, thee, 
suiker, zand, goud, zilver, hout
, papier, enz.



4. Dennis drinkt geen koffie.
5. Diana heeft geen papier.


Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je niet?
Khuzama werkt niet.
Ik wil niet slapen.
Na het eerste (finiete) werkwoord (verbum).
Belal is niet boos.
De docent praat niet snel.
Voor een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) of bijwoord (adverbium).
De kat ligt niet op de grond.
Voor een voorzetsel (prepositie).
Ali begrijpt de tekst niet.
Achter het definiete substantief (met de of het of een possessief)
Wanneer gebruik je niet

Slide 5 - Slide

Vandaag hebben we .... huiswerk.
A
niet
B
geen

Slide 6 - Quiz

Ik kan .... dansen.
A
niet
B
geen

Slide 7 - Quiz

De baby wil .... slapen.
A
niet
B
geen

Slide 8 - Quiz

Ik heb hier .... computer.
A
niet
B
geen

Slide 9 - Quiz

Waarom ben je .... op tijd?
A
niet
B
geen

Slide 10 - Quiz

Ik drink .... thee.
A
niet
B
geen

Slide 11 - Quiz

Ik houd .... van koffie.
A
niet
B
geen

Slide 12 - Quiz

Zij drinkt de thee ......
A
niet
B
geen

Slide 13 - Quiz

Heb je ............... huiswerk gemaakt?
A
niet
B
geen

Slide 14 - Quiz

Heb je het boek ...... mee?
A
niet
B
geen

Slide 15 - Quiz

Maak het antwoord negatief:
Heb je broers of zussen?

Slide 16 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Ga je naar Parijs?

Slide 17 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Werk je in de winkel?

Slide 18 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Drink je cola?

Slide 19 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Heb jij hobby's?

Slide 20 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Spreek je Engels?

Slide 21 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Zit je in de klas?

Slide 22 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Ben je moe?

Slide 23 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Koop je de pen?

Slide 24 - Open question

Maak het antwoord negatief:
Sport je veel?

Slide 25 - Open question

Ik begrijp negatie ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll