Oefentoets thema 8: Samenleven, blok 1 en 2

Stelling:
In de tijd van Lodewijk de 14de, betaalde de geestelijke en edelen geen belasting.
A
Juist
B
Onjuist
1 / 33
next
Slide 1: Quiz
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Stelling:
In de tijd van Lodewijk de 14de, betaalde de geestelijke en edelen geen belasting.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 1 - Quiz

In een grondwet staat?
A
Dat het volk zelf mag regeren.
B
Dat de standenmaatschappij wordt afgeschaft.
C
Hoe het land bestuurd moet worden.
D
Staan de rechten en plichten van het volk.

Slide 2 - Quiz

Een revolutie is...
A
Wanneer mensen in opstand komen.
B
Grote en snelle verandering.
C
Wanneer je niet tevreden bent met de koning.
D
Alle antwoorden zijn JUIST.

Slide 3 - Quiz

Stelling:
Om de 5 jaar worden er in Nederland verkiezingen gehouden. Vanaf je 18de mag je pas stemmen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is een democratie?

Slide 5 - Open question

Welke drie standen had de standenmaatschappij in Frankrijk?
(Schrijf ook de nummers erbij)

Slide 6 - Open question

De manier van besturen waarbij de koning alle macht heeft?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Rechtsstaat
D
Absolutisme

Slide 7 - Quiz

In welke jaar ontstond de Franse revolutie?
A
1789
B
1799
C
1815
D
1848

Slide 8 - Quiz

Noem twee redenen waarom de derde stand ontevreden was met de koning?

Slide 9 - Open question

Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.

Slide 10 - Drag question

Een rechtsstaat is
A
Een land met een eerlijke en onafhankelijke rechtspraak.
B
Een land waar de koning alle macht heeft.
C
Een andere woord voor een monarchie.
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST.

Slide 11 - Quiz

Sleep het blauwe begrip naar het juiste rode begrip.
Franse Revolutie
absolutisme
tweede stand
burgerlijke stand
terreur
Adel
de Bastille
Napoleon
Lodewijk XVI
Robespierre

Slide 12 - Drag question

Sleep de zinnen naar het goede vak: Past wel of niet bij Frankrijk voor de Franse Revolutie.
Past wel bij Frankrijk voor de Franse Revolutie
Past niet bij Frankrijk voor de Franse Revolutie
De meeste Franse waren arm
98% van de Fransen hoorde bij de eerste stand,
Edelen betaalden geen belasting
Frankrijk was een standensamenleving
Frankrijk was een republiek

Slide 13 - Drag question

Lodewijk XVI had aan het einde van de 18e eeuw geld nodig, omdat hij hele hoge schulden had. Wat deed hij om te proberen dit probleem op te lossen?

Slide 14 - Open question

Hoe heet de periode van de Franse Revolutie na de onthoofding van koningin Marie Antoinette?

Slide 15 - Open question

Adel
Boeren en Burgers
belasting betalen
herendiensten
legerleider
voorrechten
bezit landgoederen
winkelier

Slide 16 - Drag question

Sleep de zinnen naar het goede vak: juist of onjuist.
Juist
Onjuist
De Franse koning had voor de revolutie absolute macht.
Lodewijk XVI riep de Nationale Vergadering bijeen.
Eerst vluchtte de koning, later werd hij onthoofd.
Na de revolutie werd Frankrijk een standensamenleving.
Robespierre werd de nieuwe koning van Frankrijk.

Slide 17 - Drag question

Sleep de zinnen naar het goede vak
Geen gevolg van de Franse Revolutie
Een gevolg van de Franse Revolutie
alle Fransen werden even rijk
afschaffing van het koningschap
de adel grijpt de macht
boeren gaan Frankrijk besturen
gelijke rechten voor alle Fransen

Slide 18 - Drag question

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde. 
Burgers bestormen de gevangenis de Bastille.

De koning wordt afgezet en Frankrijk wordt een republiek.
Napoleon verliest de slag bij Waterloo.
Lodewijk XVI sterft op het schavot.
Napoleon wordt tot keizer van Frankrijk gekroond.

Slide 19 - Drag question

Sleep de zinnen naar het goede vak: juist of onjuist.
Een gevolg van het bestuur van Napoleon voor Frankrijk.
Geen gevolg van het bestuur van Napoleon voor Frankrijk.
De rechtspraak werd hervormd.
De adel en de geestelijkheid kreeg meer macht.
Frankrijk kreeg een burgerlijke stand
Frankrijk werd een dictatuur.

Frankrijk kreeg te maken met Terreur.

Slide 20 - Drag question

Is de volgende stelling goed of fout?
In Frankrijk kregen burgers grondrechten door de Franse Revolutie. In Nederland door de opstand van de patriotten.
A
Deze stelling klopt.
B
Deze stelling klopt niet.

Slide 21 - Quiz

Sleep de gele tekst naar de goede plek.
Adel
Geestelijken
Boeren

Slide 22 - Drag question

Wat wil de tekenaar duidelijk maken met deze spotprent?

Slide 23 - Open question

Leve Frankrijk.
A
Deze bron komt uit 1787.
B
Deze bron beeld absolutisme af.
C
Deze bron is van voor de Franse Revolutie.
D
Deze bron is van na de Franse Revolutie.

Slide 24 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting is een voorbeeld van een ...
A
Afstotingsfactor
B
Aantrekkingsfactor

Slide 25 - Quiz

Armoede is een voorbeeld van een ...
A
Afstotingsfactor
B
Aantrekkingsfactor

Slide 26 - Quiz

Wat is een grondwet?
A
Een wet waarin staat op grond waarvan een rechter iemand kan veroordelen.
B
Een wet waar de grondrechten van een land in staan.
C
Een wet waarin staat hoe de overheid met de grond moet omgaan.

Slide 27 - Quiz

Wat voor soort rechten staan er in een grondwet?

Slide 28 - Open question

Het verdwijnen van de frontier ging vooral ten koste van welk volk in de VS?
A
Europeanen
B
Indianen
C
Antillianen
D
Jakartanen

Slide 29 - Quiz

Wat wordt bedoeld met de 'frontier'? Kies het beste antwoord.
A
De grens tussen van het gekoloniseerde deel van Amerika.
B
De zuidelijke grens van de VS met Mexico
C
De bergen en rivieren die van noord naar zuid lopen in Amerika.
D
De grens die de VS stelt aan het aantal immigranten.

Slide 30 - Quiz

assimileren
integratie
je aanpassen aan het land waar je woont
ontwikkeling waarbij verschillende bevolkingsgroepen leert 
samen te leven

Slide 31 - Drag question

Pioniers zijn...
A
... indianen die vluchten voor de immigranten
B
... de eerste blanken die naar het westen trokken
C
... pionnen op een indiaans schaakbord
D
... een omgeving van afgesloten gebied waar de indianen terecht kwamen

Slide 32 - Quiz

Waar of niet waar: Amerika is met 325 miljoen inwoners het grootste land ter wereld in bevolkingsaantallen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz