Libre Service vmbo-t2 U6 woordjes en zinnen (deel 3)

Libre Service vmbo-t2 U6 woordjes en zinnen (deel 3)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Libre Service vmbo-t2 U6 woordjes en zinnen (deel 3)

Slide 1 - Slide

pas du tout
A
geen dank
B
helemaal niet
C
je ziet er ... uit
D
niemand

Slide 2 - Quiz

dommage
A
stom
B
slecht
C
moelijk
D
jammer

Slide 3 - Quiz

crier
A
rustig
B
schreeuwen
C
teleurgesteld
D
troosten

Slide 4 - Quiz

s'énerver
A
gelijk hebben
B
ruzie maken
C
zich opwinden
D
zingen

Slide 5 - Quiz

fou, folle
A
gek
B
trots
C
geweldig
D
boos

Slide 6 - Quiz

courageux, courageuse
A
nieuwsgierig
B
vrolijk
C
dapper
D
woedend

Slide 7 - Quiz

mécontent
A
ongelukkig
B
gemeen, vals
C
ontevreden
D
slecht

Slide 8 - Quiz

trop bien
A
sterkte
B
geweldig
C
waarschijnlijk
D
verbaasd

Slide 9 - Quiz

fâché
A
woedend
B
gestrest
C
gemeen, vals
D
boos

Slide 10 - Quiz

bête
A
stom
B
gemeen, vals
C
slecht
D
moeilijk

Slide 11 - Quiz

parce que
A
op de grond
B
niemand
C
omdat
D
positief

Slide 12 - Quiz

joyeux, joyeuse
A
aardig
B
vrolijk
C
verliefd
D
verbaasd

Slide 13 - Quiz

inquiet, inquiète
A
ongerust
B
onverschillig
C
houd je mond
D
verlegen

Slide 14 - Quiz

car
A
moelijk
B
want
C
meer
D
eerlijk

Slide 15 - Quiz

consoler
A
gelijk hebben
B
ruzie maken
C
zingen
D
troosten

Slide 16 - Quiz

juste
A
eerlijk
B
meer
C
teleurgesteld
D
maar

Slide 17 - Quiz

la nouvelle
A
de vrijheid
B
de krant
C
het nieuwtje
D
het zakgeld

Slide 18 - Quiz

fier, fière
A
gelukkig
B
verliefd
C
trots
D
rustig

Slide 19 - Quiz

rire
A
opruimen
B
lachen
C
gelijk hebben
D
controleren

Slide 20 - Quiz

méchant
A
ontevreden
B
ongelukkig
C
gemeen, vals
D
waarschijnlijk

Slide 21 - Quiz

c'est pourquoi
A
op de grond
B
teleurgesteld
C
daarom
D
precies

Slide 22 - Quiz

Je dois ranger ma chambre.
A
Ik moet mijn kamer opruimen.
B
Ik voel me al beter.

Slide 23 - Quiz

Je ne supporte pas ça.
A
Ik kan er niet tegen.
B
Ik ben het er niet mee eens.

Slide 24 - Quiz

J'en ai marre.
A
Ik heb er genoeg van.
B
Dat is zeker.

Slide 25 - Quiz