Herhalingsles

v1h
timer
5:00
Pak je chromebook, aantekeningenschrift,
etui!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with text slides.

Items in this lesson

v1h
timer
5:00
Pak je chromebook, aantekeningenschrift,
etui!

Slide 1 - Slide

Lesprogramma

  • Evaluatie fotosynthese
  • Herhalen theorie
  • Oefentoets maken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Slide

Plant



Hoofdstuk 1 - 
Opbouw plant

Slide 3 - Slide

Van klein naar groot
  1. Molecuul = Kleinste deeltje waaruit alles is opgebouwd.
  2. Cel = Bouwsteen van elk organisme. 

  3. Weefsel = Groep cellen met dezelfde taak. 

  4. Orgaan = Deel van een organisme met een eigen taak. 

  5. Orgaanstelsel = Groep organen die samenwerken om een bepaalde taak uit te voeren. 

  6. Organisme = Een levend wezen.




     
Leerdoel: Ik benoem dat alle organismen bestaan uit een of meer cellen.

Slide 4 - Slide

4 rijken
Organismen kun je verdelen in vier verschillende groepen (rijken).

Dit hangt af van de opbouw van de cellen. 

Er zijn overeenkomsten en verschillen tussen de cellen.





Leerdoel: Ik benoem dat organismen ingedeeld worden in 4 rijken; planten, dieren, schimmels en bacteriën.

Slide 5 - Slide

Plant



Hoofdstuk 1 - 
Organen van de plant

Slide 6 - Slide

Organen van de plant

De plant heeft 4 organen:
  1. Bloem
  2. Blad
  3. Stengel
  4. Wortel
Leerdoel: Ik benoem voorbeelden van organen bij planten.

Slide 7 - Slide

Leerdoelen: Ik benoem de bouw en werking van onderdelen van een plant.


Slide 8 - Slide











  • Kruidachtige planten blijven rechtop door water in de vacuoles. 
  • Vaak groene stengels.
  • Voorbeelden zijn tulpen en narcissen. 











  • Houtachtige planten krijgen stevigheid door houtstof in de celwanden.
  • Vaak bruine stengels. 
  • Voorbeelden zijn bomen en struiken. 

Slide 9 - Slide

Transport
Twee verschillende vaten: bastvaten en houtvaten. 

Houtvaten: opwaartse sapstroom (omhoog) van water en mineralen

Bastvaten: dalende sapstroom (omlaag) van glucose en water


Leerdoel: Ik benoem dat planten, water en mineralen uit de bodem opnemen en via vaatbundels (houtvaten en bastvaten) naar en van de bladeren transporteren. 

Slide 10 - Slide

Levenscyclus

Levenscyclus = het leven van een plant.


Een cyclus is een proces dat zich herhaalt, het blijft maar doorgaan.
Leerdoel: Ik ken de levenscyclus van de plant.

Slide 11 - Slide

Plantenleven
Stap 1: Het zaadje ontkiemt.
Stap 2: Jonge plantje groeit uit tot een volwassen plant met bloemen.
Stap 3: Uit de bloemen ontstaan zaden en vruchten.
Stap 4: Zaden worden uiteindelijk verspreid en hieruit groeit weer een nieuw plantje.

Deze stappen gebeuren elke keer opnieuw in een vaste volgorde, oftewel een cyclus. 





Leerdoel: Ik ken de levenscyclus van de plant.

Slide 12 - Slide

Plant



Hoofdstuk 2 - 
Cellen

Slide 13 - Slide

Plantencel
Dierlijke cel
Leerdoel: ik benoem de verschillen tussen planten en dierlijke cellen.

Slide 14 - Slide

Celonderdelen
Celmembraan: Zit om het cytoplasma heen, beschermt de cel en zorgt dat er uitwisseling van stoffen is. 

Cytoplasma: De stroperige vloeistof in de cel.
Grote centrale vacuole: Een blaasje gevuld met vocht.
Bladgroenkorrel: Geeft de groene kleur en maakt eten voor de plant.
Celwand: Harde laag die om de plantencel zit en de cel beschermt.
Celkern: Regelt alles in de cel, hier ligt het DNA van de cel.




Leerdoel: Ik benoem de onderdelen van planten- en dierlijke cellen en de functies daarvan.

Slide 15 - Slide

Leerdoel: Ik benoem wat fotosynthese is, waar dit plaatsvindt en leg uit hoe dit proces werkt.

Slide 16 - Slide

Leerdoel: Je legt uit wat het belang van fotosynthese is voor de wereld en geeft voorbeelden hoe jij kan zorgen dat er meer fotosynthese is.

Slide 17 - Slide

De rol van huidmondjes bij fotosynthese

Gaswisseling bij fotosynthese.
  • CO2 via de huidmondjes naar binnen.
  • Zuurstof via de huidmondjes naar buiten.
Leerdoel: Je legt uit wat de rol van de huidmondjes is in het proces van fotosynthese.

Slide 18 - Slide

Plant



Hoofdstuk 3 - 
Voortplanting bij planten

Slide 19 - Slide

Onderdelen bloem
Leerdoel: Ik benoem de bouw en werking van onderdelen van een plant. 

Slide 20 - Slide

Bestuiving

1. Stuifmeelkorrels van de helmknop plakt op de bij.

2. Stuifmeelkorrels worden losgelaten op de stempel van de stamper (andere bloem)


Leerdoel: Ik leg uit wat bestuiving en bevruchting is en kan benoemen wat het maatschappelijk belang hiervan is.

Slide 21 - Slide

Bevruchting
  1. Stuifmeelkorrels op stempel.
  2. Stuifmeelbuis groeit in de stijl.
  3. Stuifmeelkorrel naar beneden richting het zaadbeginsel.
  4. Kernen versmelten.
  5. Zaadje groeit uit zaadbeginsel.
Leerdoel: Ik leg uit wat bestuiving en bevruchting is en kan benoemen wat het maatschappelijk belang hiervan is.

Slide 22 - Slide

Plant



Hoofdstuk 3 - 
Aangepaste planten

Slide 23 - Slide

1. Aanpassing bloem

Planten hebben door aanpassingen verschillende soorten bloemen:

  • Insectenbloemen: bestuiving door insecten.
  • Windbloemen: bestuiving door wind.
Leerdoel: Ik leg uit en herken hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 24 - Slide

2. Aanpassing klimaat


Planten passen zich aan aan het klimaat. 

Droge gebieden: Weinig water!
Planten hebben zich aangepast met:
--> groot wortelstelsel
--> kleine bladeren
--> huidmondjes dicht

Natte gebieden: Veel water!
Planten hebben zich aangepast met:
--> klein wortelstelsel
--> grote bladeren
--> huidmondjes open
Leerdoel: Ik leg uit en herken hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 25 - Slide

3. Aanpassing zaden


Planten passen zich aan door de manier van zaadverspreiding.
Leerdoel: Ik leg uit en herken hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 26 - Slide

4. Meer aanpassingen
Planten hebben nog meer aanpassingen om in leven te blijven:

  • Sneller groeien om licht te krijgen.
  • (Gifstoffen) uitscheiden.
  • Verdedigingsmechanismen inzetten.
Leerdoel: Ik leg uit en herken hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 27 - Slide

Plant



Hoofdstuk 4 - 
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 28 - Slide

Gezond eten
Schijf van 5: helpt jou om gezonder te eten.
  • Hoe groter het vak, hoe meer je ervan moet eten/drinken
Leerdoel: Ik benoem de belangrijkste voedingsstoffen: eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines en water en kan herkennen in welke voedingsmiddelen deze te vinden zijn.

Slide 29 - Slide

Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen zijn alles wat je eet en drinkt.

  • Plantaardige voedingsmiddelen zijn afkomstig van planten (groente, fruit, rijst)
  • Dierlijke voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren (vlees, melk, boter, ei)

Vegetarisch: dan eet je geen dieren. 

Veganistisch: dan eet je ook geen eieren of kaas.
Leerdoelen: Ik kan de belangrijkste functies van de voedingsstoffen voor het lichaam benoemen.
Leerdoelen: Ik benoem de belangrijkste voedingsstoffen: eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, vitamines en water en kan herkennen in welke voedingsmiddelen deze te vinden zijn.

Slide 30 - Slide

Voedingsstoffen
Voedingsstoffen: zijn stoffen uit je voeding die het lichaam nodig heeft om te kunnen groeien, bewegen en gezond te houden.






Slide 31 - Slide

Voedingsstoffen
Essentiële voedingsstoffen: voedingstoffen die je in je lichaam niet of niet voldoende kan aanmaken en dus via buiten moet binnenkrijgen (vitamine D). 


Niet essentiële voedingsstoffen zijn voedingsstoffen die je lichaam zelf voldoende kan aanmaken, vooral door de lever.





Leerdoel: Ik maak onderscheid tussen essentiële en niet-essentiële stoffen.

Slide 32 - Slide

Aan de slag!

  • Wat: Maken oefentoets thema 2.
  • Hoe: De oefentoets is te vinden in classroom bij periode 2.
  • Hulp: Je werkt zelfstandig -> Stoplicht op rood!
  • Tijd: 30 min
  • Uitkomst: Oefentoets is af aan het einde van de les.
  • Klaar?: Leren voor de toetsweek. STILTE!


timer
30:00

Slide 33 - Slide

Tips voor het leren
  1. Ga naar het kopje 'Voorbereiding toets' op de website.
  2. Check of je de leerdoelen kunt beantwoorden, kijk de oefentoets na en bekijk hoe je een vraag moet aanpakken.
  3. Leer de theorie van de website (theoriekaarten) en uit je aantekeningenschrift.
  4. Ga op zoek naar extra informatie, filmpjes, spelletjes, etc. over dit onderwerp op het internet.
  5. Heb je vragen of extra hulp nodig? Vraag het (op tijd) aan de docent.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide