Altijd eerst
het onderwerp +
alle werkwoorden + rest (
tijd/plaats aan het einde)
J'ai passé de bonnes vacances á Nice
Ik heb een leuke vakantie in Nice gehad
Tu as acheté une banane hier?
Heb jij gisteren een banaan gekocht?
Mes amis ont visité le village
Mijn vrienden hebben het dorp bezocht