Oefenvragen 2.1 (3)

Oefenvragen 2.1 (3)
1 / 21
next
Slide 1: Slide
TechniekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefenvragen 2.1 (3)

Slide 1 - Slide

Geen verspanende bewerking is
A
Vijlen
B
Buigen
C
Knippen
D
Zagen

Slide 2 - Quiz

Deze
schuifmaat
geeft aan:
A
20,6 mm
B
40,6 mm
C
16,6 mm
D
21,6 mm

Slide 3 - Quiz

Bij een goed geslepen metaalboor staan de snijvlakken onder een hoek van
A
118 graden
B
119 graden
C
120 graden
D
121 graden

Slide 4 - Quiz

Als men M10 draad wil gaan snijden moet men
A
voorboren met 10 mm
B
voorboren met 9 mm
C
voorboren met 8,5 mm
D
niet voorboren

Slide 5 - Quiz

De ontstekingsvolgorde van een
4-cilinder viertaktmotor is
A
1-2-3-4
B
4-3-2-1
C
3-4-2-1
D
1-4-3-2

Slide 6 - Quiz

Een krukas van een 4-cilinder verbrandingsmotor heeft
A
altijd 5 hoofdlagers
B
altijd 4 hoofdlagers
C
altijd 3 hoofdlagers
D
4 drijfstanglagers

Slide 7 - Quiz

Met de ACEA-aanduiding wordt aangegeven
A
Olie kwaliteit
B
Olie viscositeit
C
Olie levensduur
D
Amerikaanse kwaliteit

Slide 8 - Quiz

Een motoroliepomp met een niet meedraaiend halvemaanvormige stator noemt met een
A
Tandwielpomp
B
Centrifugaalpomp
C
Schottenpomp
D
Sikkelpomp

Slide 9 - Quiz

Olie met de aanduiding 15W40 is
A
een single-grade olie
B
in warme toestand zo dik als SAE 15
C
in koude toestand zo dik als SAE 15
D
In koude toestand even dik als in warme

Slide 10 - Quiz

Drijfstanglagers worden gesmeerd
(vier-cilinder 4 takt diesel)
A
via het hoofdlager
B
door spatsmering
C
d.m.v. een vetnippel
D
door een bronzen bus

Slide 11 - Quiz

De wet van Ohm luidt:
A
P = U x I
B
U = I x R
C
R = U x I
D
F = p x A

Slide 12 - Quiz

Op een multimeter staat ACV en DCV:
A
ACV = wisselstroom DCV = gelijkstroom
B
ACV = wisselweerstand DCV = gelijkweerstand
C
DCV = wisselspanning ACV = gelijkspanning
D
DCV = gelijkspanning ACV = wisselspanning

Slide 13 - Quiz

De vervangingsweerstand van twee weerstanden van 3 en 4 Ohm die in serie staan is
A
(3+4) : 2 = 3,5 Ohm
B
4 - 3 = 1 Ohm
C
3 + 4 = 7 Ohm
D
kleiner dan 3 Ohm

Slide 14 - Quiz

De vervangingsweerstand van twee weerstanden van 3 en 4 Ohm die parallel staan is
A
Kleiner dan 3 Ohm
B
7 Ohm
C
Meer dan 7 Ohm
D
1 Ohm

Slide 15 - Quiz

Bij een vloeistofkoelsysteem zorgt de thermostaat voor
A
de juiste druk in het systeem
B
voldoende antivries
C
motor snel op bedrijfstemperatuur
D
ontluchting van het systeem

Slide 16 - Quiz

De hoeveelheid energie die bij een verbrandingsmotor verloren gaat via het koelsysteem in ongeveer
A
10%
B
15%
C
30%
D
50%

Slide 17 - Quiz

Een trekker rijdt 36 km/h.
De snelheid in m/s is dan:
A
0,6 m/s
B
2160 m/s
C
129,6 m/s
D
10 m/s

Slide 18 - Quiz

De omtrek van een cirkel bereken je met
A
pi x d x n
B
0,25 x pi x d²
C
pi x d
D
0,25 x pi x d x n

Slide 19 - Quiz

100 : 12,5 =
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 20 - Quiz

Een pomp die wordt gebruikt in hydraulische systemen van mobiele werktuigen is vaak een
A
Centrifugaalpomp
B
Tandwielpomp
C
Membraanpomp
D
Schottenpomp

Slide 21 - Quiz