What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Chapitre 6, Source H, aller
Marieke
Anouk
Jamie
Zola
Fien
Amélie
Ysze
Jip
Lisa
Nora
Thiemen
Mees
Daschayra
Minke
Tessa
Barend
Jannat
Ross
Guus
Nick
Abel
Jay
Jesse
Docent
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Marieke
Anouk
Jamie
Zola
Fien
Amélie
Ysze
Jip
Lisa
Nora
Thiemen
Mees
Daschayra
Minke
Tessa
Barend
Jannat
Ross
Guus
Nick
Abel
Jay
Jesse
Docent
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
BONJOUR ET BIENVENUE
Bonjour
et
bienvenue!!
Slide 3 - Slide
La tâche de début
Traduisez:
À quelle heure
tu vas
à l'école?
On va aller
à une terrasse
Je vais
à Paris.
timer
1:00
Vous travaillez individuellement et en silence
Slide 4 - Slide
Aujourd'hui
La tâche de début
Lessonup: le verbe aller
Au travail: fait les exercices
Apprenez le vocabulaire
Slide 5 - Slide
Prenez ton portable
Log in sur lessonup.app.
Gebruik je eigen naam.
Slide 6 - Slide
aller = gaan
het
onregelmatige ww
aller
Slide 7 - Slide
Het werkwoord "aller" aller = gaan. Net als être (zijn) en avoir (hebben) is aller een onregelmatig werkwoord
Aller
Gaan
Je
vais
Ik ga
Tu
vas
Jij gaat
Il / elle
va
Hij / zij gaat
on
va
wij gaan/ men gaat
nous
allons
wij gaan
vous
allez
jullie gaan / u gaat
Ils / Elles
vont
zij gaan
Slide 8 - Slide
aller =
A
beginnen
B
gaan
C
lopen
Slide 9 - Quiz
avoir
être
aller
gaan
hebben
zijn
Slide 10 - Drag question
Slide 11 - Video
aller
=
gaan
Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle
nous
vous
ils/elles
tu
je
allons
vont
vais
allez
vas
va
Slide 12 - Drag question
Je (aller)
A
suis
B
vas
C
ai
D
vais
Slide 13 - Quiz
ils (aller)
A
ont
B
vont
C
sont
D
va
Slide 14 - Quiz
Futur proche
Slide 15 - Slide
Futur proche
J' (ik)
vais (ga)
parler (praten)
Tu (jij)
vas (gaat)
parler (praten)
Il/elle/on (hij/zij/wij)
va (gaat/gaan)
parler (praten)
nous (wij)
allons (gaan)
parler (praten)
Vous (jullie/u)
allez (gaan/gaat)
parler (praten)
Ils/elles (zij)
vont (gaan)
parler (praten)
Toekomende tijd: futur proche
Slide 16 - Slide
Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous alons chanter
D
Nous allons chanter
Slide 17 - Quiz
Wat is een futur proche?
A
Tu vas avoir
B
Tu as eu
C
Tu auras
D
Tu aurais
Slide 18 - Quiz
Wat is een futur proche?
A
Ils courent
B
Ils vont courir
C
Ils couriront
D
Ils ont couru
Slide 19 - Quiz
wat is de futur proche van regarder
je.......................
Slide 20 - Open question
Au travail !
Wat?
exercices 29C,D & E, 30 & 31
Met wie en hoe?
- Je mag in tweetallen overleggen
Hulp nodig?
Steek je hand op.
Tijd?
Tip:
Kijk op pagina 81
Klaar?
- Apprenez le vocabulaire & phrases-clés de H6
timer
10:00
Slide 21 - Slide
More lessons like this
Herhaling alles unité 4 + bonusopdracht
May 2024
- Lesson with
19 slides
Frans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Le futur proche et le passé récent
October 2020
- Lesson with
22 slides
Frans
Secundair onderwijs
LS: Le futur proche et le passé récent
December 2021
- Lesson with
27 slides
Frans
Secundair onderwijs
Les 2 dinsdagles ww avoir être en ww op -er
February 2021
- Lesson with
27 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling imparfait, futur proche + futur simple
April 2024
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Le futur proche et le passé récent
February 2021
- Lesson with
23 slides
Frans
Secundair onderwijs
CP2 Défi 1 passé Composé, imparfait,
September 2024
- Lesson with
20 slides
Frans
Secundair onderwijs
3vwo - chapitre 3 - herhalen bron C futur simple
March 2021
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3