Duits bezittelijke voornaamwoorden klas 2
1 / 25
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Hoe zeg je: een hond
A
ein Hund
B
eine Hund
Slide 2 - Quiz
Hoe zeg je: een kat
A
ein Katze
B
eine Katze
Slide 3 - Quiz
Hoe zeg je: geen frietjes
A
kein Pommes
B
keine Pommes
Slide 4 - Quiz
Hoe zeg je: geen water
A
kein Wasser
B
keine Wasser
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Möchtest du auch ... Eis (o)?
A
ein
B
eine
Slide 10 - Quiz
Susi mag ... Kartoffel.
A
kein
B
keine
Slide 11 - Quiz
Meine Schwester ist (geen)... gute Köchin.
Slide 12 - Open question
Das ist aber (een)... netter Ober (m).
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Hier ist ... Essen (o).
A
euer
B
eure
Slide 18 - Quiz
Das sind ... Teller.
A
unser
B
unsere
Slide 19 - Quiz
Ist das (jouw)... Orangensaft (m)?
Slide 20 - Open question
Wie schmeckt (hun) ... Nachtisch (m)?
Slide 21 - Open question
Soll ich (uw) ... Rechnung (v) bringen?
Slide 22 - Open question
Daniel hat (zijn) ... Brot (o) vergessen.
Slide 23 - Open question
Ich kann (mijn)... Gabel (v) nicht finden.
