a. eerste stand
b. mensen met voorrechten
c. land in ruil voor trouw
d. andersgelovigen (volgens Christenen)
e. Opvolger van de profeet hoeft geen familie te zijn
f. plaatsvervanger van Christus
g. 476 ten onder
h. plaats bepaald door geboorte
i. boer die geen eigen land heeft
j. boodschapper van god