Lesdag 07-12-2021

1 / 43
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 43 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat weet je al over klimaatverandering? 
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Klimaatverandering

Slide 4 - Slide

Lesdoel:
Aan het eind van de les kunnen jullie:

Uitleggen wat de woordenschatwoorden betekenen. 

Slide 5 - Slide

Lesverloop:
Opening
Instructie
Zelfstandig aan de slag 
Spelling
Automatiseren/woordenschat
Afsluiten 

Slide 6 - Slide

12 woordenschatwoorden

Slide 7 - Slide

De elektrische stroom

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Zonne-energie

Slide 10 - Slide

Wind-energie

Slide 11 - Slide

Waterenergie

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De duurzame energiebron
De groene energie

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

De duurzame energiebron
De fossiele brandstof

Slide 16 - Slide

De fossiele brandstof
De kernenergie

Slide 17 - Slide

zonne-warmte

Slide 18 - Slide

het broeikaseffect

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

zeespiegelstijging

Slide 21 - Slide

klimaatverandering

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat is beeldspraak?

Slide 25 - Slide

Lesdoel:
Aan het eind van de les kunnen jullie :

Uitleggen wat beeldspraak is en voorbeelden noemen. 


Waarom?

Slide 26 - Slide

Lesverloop:
Spelling 
Opening
Instructie
Zelfstandig werken 
Automatiseren/woordenschat
Afsluiten 

Slide 27 - Slide

De vlogger is een held op sokken. 

Slide 28 - Slide

Beeldspraak
Gebruik van een beeld om iets uit te leggen. 
Je gebruikt woorden die je niet letterlijk bedoelt. 


"De vlogger is een held op sokken"

Slide 29 - Slide

Waarom beeldspraak?

Slide 30 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 
3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.
4. Een woord dat een deel aangeeft, gebruiken voor een geheel.
5. Een woord dat een geheel aangeeft, gebruiken voor een deel. 
 

Slide 31 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.

Dirk is zo sloom als een slak. 

Slide 32 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 

De vlogger is een held op sokken.  
 

Slide 33 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 
3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.

De wind huilt. 

 

Slide 34 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 
3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.
4. Een woord dat een deel aangeeft, gebruiken voor een geheel.

Hij vroeg hem de hand van zijn dochter. 
 

Slide 35 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 
3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.
4. Een woord dat een deel aangeeft, gebruiken voor een geheel.
5. Een woord dat een geheel aangeeft, gebruiken voor een deel. 
      Nederland gaat die voetbalwedstrijd winnen. 

Slide 36 - Slide

Vormen van beeldspraak
1. Een vergelijking met als.
2. Een vergelijking zonder als. 
3. Een menselijke eigenschap geven aan een voorwerp.
4. Een woord dat een deel aangeeft, gebruiken 
voor een geheel.
5. Een woord dat een geheel aangeeft, gebruiken 
voor een deel.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Wat is het beeld in de zin?
Hij is zo koppig als een ezel. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Klaar?
  1. Taal & spellingsles af
  2. Kies: woordenschat of automatiseren 

Slide 42 - Slide

ja/nee
Binnen 10 vragen!

Slide 43 - Slide