This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Woordenschat H3
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen
Slide 1 - Slide
Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. In deze LessonUp komen drie vormen van beeldspraak voorbij: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.
Slide 2 - Slide
Benoem: Hij is zo dom als een ezel
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 3 - Quiz
Benoem: De wolken jagen door de lucht.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
Slide 4 - Quiz
Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!
Slide 5 - Quiz
"Het papier is geduldig." Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quiz
Slide 7 - Slide
Geen cent te makken =
A
Dat je geen cent op zak hebt.
B
Geen geld om uit te geven
C
centen bestaan niet meer.
D
blut zijn
Slide 8 - Quiz
Dat is zuur verdiend geld =
A
geld gekregen voor zuurtjes
B
Weinig geld hebben
C
er hard voor gewerkt hebben
D
geld dat niet echt is, maar van zuurtjes
Slide 9 - Quiz
Tip!
Leer de vaste voorzetsels + voorzetseluitdrukkingen uit je hoofd. Zie woordenlijst H3.