H1.1. Burgers en stoommachines quiz

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

wat wordt bedoeld met Industrialisatie?

1. fabrieken nemen de plaats in van landbouw en huisnijverheid.
2. De uitvinding van de stoommachine
3. De aanleg van kanalen en spoorwegen
4. Geld wordt belangrijker dan grondbezit

Wat betekent huisnijverheid

1. mensen werken heel ijverig thuis
2. Mensen nemen spullen mee naar huis om het daar op te knappen en te verkopen
3. De boeren verwerkten hun producten thuis zoals kaas, boter of melk.
4. mensen verwerken grondstoffen thuis tot kleding voor handelaren

Waar begon de industrialisatie?

1. Nederland
2. Groot Brittanie
3. De Verenigde Staten
4. Frankrijk

De opkomst van de industrie in Groot Brittanie. Welke zin hoort bij een oorzaak hiervan?

1. Vanaf 1750 werd de stoommachine ingezet in fabrieken
2. Vanaf 1750 groeide de bevolking. Dit leidt tot nieuwe uitvindingen
3. Kinderarbeid was nog niet verboden
4. Veel mensen trokken naar de steden om werk te zoeken

Wat zijn 2 gevolgen van de industrialisatie (niet economisch)

1. Het landschap veranderde door de aanleg van kanalen en spoorwegen
2. Bij mijnen en fabrieken ontstonden nieuwe steden
3. producten werden goedkoper
4. Boeren gingen werken voor loon op vaste tijden.

beschrijf de werkomstandigheden van de arbeiders. Noem er 3l

Beschrijf de woonomstandigheden van de arbeider in 3 punten.

Benoem de woon en werkomstandigheden van de gegoede burgerij in

Wat is liberalisme?

1. een politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid
2. Een politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk rechten voor arbeiders
3. Wetten die regelen dat kinderen naar school moeten.
4. Afspraken tussen fabrieksdirecteuren hoe ze het meest konden verdienen

wat is een liberaal?

1. Aanhanger van het socialisme
2. Iemand die rijk is
3. Aanhanger van het liberalisme
4. Iemand die vrij is

Liefdadigheid

vakbonden

socialisme

een politieke stroming die uitbuiting van arbeiders wil stoppen

Mensen helpen zonder dat je er zelf aan wilt verdienen

Verenigingen van arbeiders die de lonen en werkomstandigheden willen verbeteren

Algemeen Kiesrecht

1. Alle rijke mannen mogen stemmen
2. Alle mannen mogen stemmen.
3. Alle mannen en vrouwen mogen stemmen

Sociale wetten

1. Wetten die door de Socialisten zijn ingevoerd
2. Wetten die regelen dat burgers sociaal met elkaar om gaan
3. Wetten die beschermen tegen de gevolgen van ziekte, ouderdom of armoede

Wat houdt socialisme in?

1. - uitbuiting van arbeiders stoppen - een gelijke verdeling van welvaart - algemeen kiesrecht
2. -minder regels dus meer vrijheid - algemeen kiesrecht - gelijke verdeling van welvaart
3. - uitbuiting van arbeiders sttoppen -kiesrecht voor alle mannen - minder regels dus meer vrijdheid
4. Kiesrecht voor alle mannen Minder regels dus meer vrijheid gelijk verdeling van de welvaart

Thorbecke was bedenker van de grondwet van 1848.
Wat zou hij zijn geweest?

1. Liberaal
2. Socialist

Kijk naar de afbeelding

Door wie werd deze spotprent getekend?

1. Een socialist
2. Een liberaal
3. een feminist

Een beweging die streeft naar gelijke rechten voor vrouwen

1. socialisme
2. parlement
3. feminisme
4. liberalisme

Algemeen kiesrecht
(dus voor vrouwen en mannen)
kwam in:

1. 1848
2. 1871
3. 1917
4. 1919

In 1919 kregen vrouwen kiesrecht, maar de ongelijkheid voor de wet bleef

1. waar
2. niet waar

Welke groep in het parlement voerde het algemeen kiesrecht in?

1. De socialisten
2. De liberalen

1815

1848

1917

1919

Grondwet

Algemeen kiesrecht

Kiesrecht voor alle mannen

Grondwet van Thorbecke