Thema 3 TC A1

Taal Compleet A1
Herhaling thema 3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taal Compleet A1
Herhaling thema 3

Slide 1 - Slide

3.1 Het huis

Slide 2 - Slide

Woon jij in een huis of in een flat?

Slide 3 - Open question

Heb je een tuin of een balkon?

Slide 4 - Open question

Hoeveel ramen heeft de klas?

Slide 5 - Open question

3.6 Ik woon, wij wonen

Slide 6 - Slide

Wat is de goede vorm van 'spellen'?
Ali ...... het woord GUM.
A
spel
B
speelt
C
spelt
D
spellen

Slide 7 - Quiz

Wat is de goede vorm van het werkwoord 'zitten'?
...... jij op de bank?
A
Ziet
B
Zitten
C
Zit
D
Ziten

Slide 8 - Quiz

3.3 De kamers

Slide 9 - Slide

Maak een zin met 'zeggen'.

Slide 10 - Open question

Is je woonkamer groot of klein?

Slide 11 - Open question

Hoeveel slaapkamers heb je?

Slide 12 - Open question

Is je badkamer boven of beneden?

Slide 13 - Open question

3.5 De meubels

Slide 14 - Slide

Waar staat de bank in je huis?

Slide 15 - Open question

Waar staat de tafel?

Slide 16 - Open question

Hoeveel stoelen heb je?

Slide 17 - Open question

Wat is de goede vorm van 'geven'?
Ik ..... het boek aan Ali.
A
geven
B
geev
C
geef
D
geeft

Slide 18 - Quiz

Wat is de goede vorm van 'lezen'?
...... jij een boek?
A
Lees
B
Leest
C
Leez
D
Lezen

Slide 19 - Quiz

Wat is de goede vorm van 'wonen'?
Hij ..... in Enschede
A
wont
B
woont
C
woon
D
wonen

Slide 20 - Quiz

3.7 De kleuren

Slide 21 - Slide

Welke kleur is het bord?

Slide 22 - Open question

Welke kleur is je bank?

Slide 23 - Open question

3.8 De buurt

Slide 24 - Slide

Wat is er in de buurt van je huis?

Slide 25 - Open question

3.9 Eerste, tweede, derde

Slide 26 - Slide

Op welke verdieping woon jij (of een medecursist)?

Slide 27 - Open question

3.10 Te huur

Slide 28 - Slide

Is je buurt rustig of druk?

Slide 29 - Open question

3.11 Ik schrijf, wij schrijven-          Ik kies, wij kiezen

Slide 30 - Slide

Schrijf de goede vorm van 'schrijven'.
Emma ...... op het papier.
A
schrijf
B
schrijft
C
schrijvt
D
schrijven

Slide 31 - Quiz

De kinderen ..... op de muur.
A
schrijfen
B
schrijf
C
schrijft
D
schrijven

Slide 32 - Quiz

Ik ..... een boek.
A
lezen
B
leez
C
lees
D
leest

Slide 33 - Quiz

Ton en Jill ...... een oranje bank.
A
kies
B
kiest
C
kiesen
D
kiezen

Slide 34 - Quiz

Succes met de toets!

Slide 35 - Slide

3.2 Ik zeg, wij zeggen

Slide 36 - Slide