Examenvoorbereiding arbeid en productie

• Arabisch
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Eenheid Arbeid & Productie 

(H3 & H4)

Verkoopprijs

De verkoopprijs is de prijs exclusief BTW waaraan een product wordt verkocht. 

• verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag in €

Bij de inkoopprijs wordt de brutowinstopslag opgeteld. Een winkelier heeft immers ook bedrijfskosten. Daarnaast wil hij wil graag winst maken. 

Afzet

De afzet is het aantal producten dat je verkoopt.

Omzet

De omzet is de verkoopopbrengst exclusief BTW.

                                   

verkoopprijs (excl. BTW) x  afzet =  omzet

Brutowinst

De brutowinst is wat overblijft van de omzet na aftrek van de inkoopprijs

                                        afzet

verkoopprijs (excl. BTW) x

                                     omzet

                    inkoopwaarde -

                       brutowinst

Nettowinst

Van de brutowinst moet je nog alle bedrijfskosten (lonen, huur, elektriciteit...) aftrekken.

                                        afzet

verkoopprijs (excl. BTW) x

                                     omzet

                    inkoopwaarde -

                           brutowinst

                   bedrijfskosten -

                 nettowinst

Nettowinst

Van de brutowinst moet je nog alle bedrijfskosten (lonen, huur, elektriciteit...) aftrekken.

 

                                        afzet

verkoopprijs (excl. BTW) x

                                     omzet 

                    inkoopwaarde - 

                           brutowinst

                   bedrijfskosten -

                 nettowinst

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.

Hoe bereken je de brutowinst?

1. nettowinst - bedrijfskosten
2. omzet - inkoopprijs
3. afzet x prijs
4. bedrijfskosten - inkoopprijs

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:

1. € 20.000
2. € 12.500
3. € 2.500
4. € 75.000

Krijn is deze week tevreden over de behaalde brutowinst.
Uit welke twee delen bestaat de brutowinst?

1. inkoopwaarde & omzet
2. nettowinst & bedrijfskosten

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?

1. De omzet is gestegen met € 22.000.
2. De omzet is gestegen met € 2.000.
3. De omzet is gedaald met € 2.000.
4. De omzet is gedaald met € 20.000.

Verkoopprijs

De verkoopprijs is altijd exclusief BTW.

Brutowinstmarge

De brutowinstmarge is de brutowinst in procent van de inkoopprijs

​waarvan​​wat​​⋅100=​inkoopprijs​​brutowinst​​⋅100

Consumentenprijs

De consumentenprijs is de verkoopprijs inclusief BTW.

De BTW bedraagt 9% of 21%

De consumentenprijs is dus 121%

​100​​verkoopprijs​​⋅121=consumentenprijs

Inkoopprijs + .... = verkoopprijs

1. btw
2. brutowinst
3. bedrijfskosten
4. nettowinst

Verkoopprijs is €100,-
BTW = 21%
Consumentenprijs = ...

Consumentenprijs naar verkoopprijs

De consumentenprijs is dus 121

​121​​consumentenprijs​​⋅100=verkoopprijs

De consumentenprijs voor een computer is € 2.149,-

1. de verkoopprijs is € 1.467,-
2. de verkoopprijs is € 1.675,47
3. de verkoopprijs is € 1.775,07
4. de verkoopprijs is € 1.776,03

Kostprijs van een product

Twee soorten bedrijfskosten:

• Vaste kosten (huur, afschrijfkosten, ...)
• Variabele kosten (benzine, elektriciteit, loon uitzendkrachten ...)

kostprijs =    vaste kosten + variabele kosten + inkoopwaarde

                                                          aantal producten