HV1 - Kapitel 1.3 - Na klar 3e - Jahresuhr, Großbuchstaben, Familie

Heute
  • Hausaufgaben
  • Quiz 
  • Die Jahresuhr
  • Großbuchstaben
  • Aufgabe 21, 22, 23



1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Heute
  • Hausaufgaben
  • Quiz 
  • Die Jahresuhr
  • Großbuchstaben
  • Aufgabe 21, 22, 23



Slide 1 - Slide

Maak de stam van 'heiraten'
Schrijf zonder leestekens!

Slide 2 - Open question

NL -> DE
noemen
A
ernännen
B
anweisen
C
weisen
D
nennen

Slide 3 - Quiz

Wir .... die Aufgabe zu viert.
doen

Slide 4 - Open question

DE -> NL
gerne

Slide 5 - Open question

DE -> NL
Ich möchte
A
ik wil graag
B
ik mag
C
ik mocht
D
ik mocht zijn

Slide 6 - Quiz

DE -> NL
Spaß
Wir haben gestern viel Spaß gehabt.
A
spaargeld
B
ruimte
C
plezier
D
spanning

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Leerdoelen
  • Ik weet wanneer ik een hoofdletter gebruik
  • Ik kan bedanken, groeten en afscheid nemen
  • Ik kan een familie beschrijven

Slide 9 - Slide

NL->DE
'maandag'
A
Montag
B
montag

Slide 10 - Quiz

DE -> NL zus
Ich habe eine .... .
A
Schwester
B
schwetser
C
Zuster
D
zuster

Slide 11 - Quiz

Hoofdletters in de Duitse taal
  • Zelfstandig naamwoorden
  • Weekdagen, maanden
  • Begin van de zin
  • Titels, eigennamen
  • Werkwoorden die in een zelfstandig naamwoord zijn omgezet

Slide 12 - Slide

Kapitel 1.3
  • Opdracht 21 met de klas
  • Woordjes 1.3 doornemen
  • Opdracht 22 alleen 

Klaar? 
Lees Redemittel blz.24 N->D
Opdracht 23, 24

Slide 13 - Slide

  • Hast du Geschwister?
  • Mein Bruder heißt Simon.
  • Wo ist deine Schwester?
  • Meine Eltern waren bei Freunden.
  • Mein Vater spielt gerne Handball.
  • Meine Mutter arbeitet in Haarlem. 
  • Wir besuchen unsere Großeltern
  • Mein Großvater und Großmutter wohnen zusammen. 
  • Meine Tante und Onkel leben getrennt. 
  • Ich habe ein Cousin und eine Cousine
  • Der Stiefvater ist oft zu Hause. 
  • Inge ist ihre Stiefschwester. 
  • Wo wohnt dein Halbbruder?
  • broers of zussen
  • broer
  • zus
  • ouders
  • vader
  • moeder
  • grootouders

  • tante, oom
  • neef, nicht
  • stiefvader
  • stiefzus
  • de halfbroer

Slide 14 - Slide

Nächste Stunde

  • Redemittel (zinnetjes)
  • Aufgabe mit einem Lied
  • Thuis: 23,24

Slide 15 - Slide