Mavo 4 - Hyperrealisme (portfolio)

Hyperrealisme
BTE - Mevrouw Valkenaars
1 / 18
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hyperrealisme
BTE - Mevrouw Valkenaars

Slide 1 - Slide

Vandaag in de les (7-2):
- Cijfers bespreken
- Examenvaardigheden
- Na de vakantie toets


 



Planning - dinsdag  
W7: Werkstuk uitv. Bespreken. toets
W8: Carnavalsvakantie
W9: PW-E 3 Beeldb. (15x)
W10: PW Inleveren alles  (At/mF)
W11 t/m 13: CPE
W14: PW-E2


Leren voor formatieve toets: Kunst/beeldbeschouwing ,Herkennen en beschrijven
 van de beeldaspecten, Herkennen en beschrijven van de aspecten van de voorstelling,
 Begrippen herhaling klas 3 - Hoofdstuk 1 klas 4: modeltekenen en hyperrealisme 

Slide 2 - Slide

Opbouw van jouw cijfer
Proefwerken en toetsen: 25% (Klas 3 & 4)
Praktische opdrachten: 25%  (Klas 3 & 4)
+
Centraal Praktisch Examen (CPE) 25%
Centraal Examen (CE) 25%
=
Examen cijfer
Bereken welk cijfer jij moet halen om te slagen!!!

Slide 3 - Slide

PW-E 3 Beeldbeschouwing (15x)
Wanneer????
Maandag 27 februari - maandag na de vakantie

Weging 15 x

Slide 4 - Slide

Leerstof - staat in Magister
  • Kunst/beeldbeschouwing 
  • Herkennen en beschrijven van de beeldaspecten, 
  • Herkennen en beschrijven van de aspecten van de voorstelling,
  •  Begrippen herhaling klas 3 & 4
  • Hoofdstuk 1 klas 4: modeltekenen en hyperrealisme 

Slide 5 - Slide

Tips om te leren - Tip 1
​Vragen kunnen bestaan uit een stukje leestekst waar je vervolgens je kennis op moet toepassen​
Lees dus de vragen en de bijbehorende teksten goed door. ​


Neem de tijd om ook de afbeeldingengoed te bekijken!


Slide 6 - Slide

Tips om te leren - Tip 2
  • Wees duidelijk en gebruik de termen, begrippen en namen, die jullie hebben geleerd in de lessen. ​

  • Het gaat om het inzicht en toepassen van de kennis! ​




Slide 7 - Slide

Tips om te leren - Tip 3
  • Vertel bij beschouwingsvragen dus goed hoe en waar je bepaalde aspecten kunt herkennen. ​


GOED: “Linksonder in het schilderij is een sterk licht-donkercontrast te zien” . ​
FOUT: “beetje donkere kleuren”​ 
Formuleer helder!






Slide 8 - Slide

Duidelijk zijn
Leg alles goed uit, alsof je het tegen iemand hebt die geen verstand van het onderwerp heeft.​

Veel vragen beginnen met “ omschrijf” , dat zijn vaak lange antwoorden. Kijk ook goed of een vraag uit twee delen bestaat.






Slide 9 - Slide

Vraag 1
In de beeldentuin van het Nederlandse Kröller-Müller Museum staat het
kunstwerk Jardin d’émail (Emaille tuin) uit 1974 van de Franse kunstenaar
Jean Dubuffet. Bezoekers kunnen het kunstwerk binnengaan.
Op afbeelding 1 zie je het kunstwerk vanaf de buitenzijde.
Op afbeelding 2 zie je dat je op het kunstwerk kunt lopen.

Slide 10 - Slide

Vraag 1
1 Bekijk afbeelding 1 en 2.


- Noem drie aspecten van de voorstelling van het kunstwerk die verwijzen naar een tuin.

Slide 11 - Slide

Vraag 1
1 Bekijk afbeelding 1 en 2.


- Noem drie aspecten van de voorstelling van het kunstwerk die verwijzen naar een tuin.

Slide 12 - Slide

Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
Vorm — Een beeldend kunstwerk kan ruimtelijk zijn (beeldhouwwerk, installatie) of plat (schilde- rij, foto). In beide gevallen is het kunstwerk onder meer samengesteld uit vormen. De vormen kunnen figuratief zijn of volledig abstract. Als vormsoorten onderscheiden we geometrisch (wiskundige vormen) organisch (vloeiende vormen die doen denken aan de natuur) en gestileerd (sterk ver- eenvoudigde, geabstraheerde, maar nog steeds herkenbare vormen). 


Kleur — We onderscheiden verschillende soorten
kleuren. De primaire kleuren zijn geel, rood en
blauw. Als je twee primaire kleuren mengt, krijg
je de secundaire kleuren oranje, paars en groen.
Primaire en secundaire kleuren noem je zuivere
kleuren. Als je alle drie primaire kleuren mengt,
krijg je minder zuivere kleuren. Kleurcontrasten
zijn tegenstellingen tussen kleuren. Deze con-
trasten vallen op en werken als blikvanger. Het
contrast van kleuren die in de kleurencirkel recht
tegenover elkaar staan, noem je een complementair
contrast: blauw – oranje, rood – groen en geel –
paars. Kleuren waarin de component blauw overheerst zijn koude kleuren, overheerst rood of geel,
dan spreek je van warme kleuren. Als koude kleuren
tegenover warme kleuren zijn geplaatst, heet dit
een warm-koud contrast. Zwart en wit zijn geen
kleuren, maar kunnen wel een rol spelen bij het
lichter en donkerder maken van kleuren. Het
contrast tussen lichte en donkere kleuren  noem je licht-donker contrast
Licht — Een ruimtelijk werk ziet er anders uit
bij veranderende lichtval. Dat merk je zeker als
het werk buiten staat. In tweedimensionaal werk,
zoals een foto, schilderij of tekening, kan sprake
zijn van het weergeven van licht en schaduw.
Eigenschaduw is schaduw die je ziet op de niet-
belichte kant van een object. Eigenschaduw
verhoogt de plasticiteit. Slagschaduw is de
schaduw van een object op een ondergrond of
ander object. Sterke contrasten tussen licht en
donker in een tweedimensionaal werk noem je clair-obscur
Ruimte — Driedimensionale kunstwerken nemen
letterlijk ruimte in. Je kunt er omheen lopen en
het werk analyseren in relatie tot zijn omgeving.
Een sokkel is vaak bedoeld om wat meer afstand
tussen object en omgeving te bewerkstelligen.
In een tweedimensionaal werk kan hooguit sprake
zijn van ruimtesuggestie. Er zijn verschillende
manieren om in tweedimensionale kunstwerken
ruimtelijkheid te suggereren:
Kleurperspectief — wat dichtbij is heeft fellere,
zuiverder, kleuren dan wat ver weg is.
Lijnperspectief — een wiskundig onderbouwde
techniek om diepte te suggereren door lijnen die
naar een verdwijnpunt toelopen en voorwerpen
die naar de horizon toe verkleind worden.
Groot-klein — de voorwerpen of onderwerpen
op de voorgrond worden groter afgebeeld dan
voorwerpen die verder weg staan.
Overlapping— het ene voorwerp staat voor,
en overlapt, het andere voorwerp.
Eigenschaduw — verhoogt de plasticiteit
van objecten.
Afsnijding — de voorstelling lijkt door te lopen
buiten de rand van de afbeelding. Hierdoor
ontstaat de suggestie dat er meer ruimt is dan afgebeeld
A
B
C
Voorstelling






Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Betekenis
Wat is het idee, doel, inhoud, invloed
  • Voor de kunstenaar
  • Voor jou
  • Voor het publiek toen
  • Voor het publiek nu
  • Cultureel
  • Historisch
  • Maatschappelijk
  • Economisch 
  • Religieus
Compositie — De ordening van alle vormgevings-
aspecten in een kunstwerk heet compositie. In
beperktere zin betekent het woord ook vlak-
verdeling. Er zijn verschillende termen om
deze vlakverdeling te benoemen. De driehoeks-
compositie en symmetrische compositie staan
voor evenwicht, de asymmetrische en diagonaal-
compositie zijn dynamisch. Bij een overall-
compositie is er geen specifiek punt in het beeld-
vlak waar alle aandacht naartoe trekt. In ruimere
zin is compositie de wijze waarop de kunstenaar
aandacht van de kijker stuurt. Niet alleen vlak-
verdeling, maar ook blikrichtingen, gebaren en
perspectief kunnen daaraan een bijdrage leveren.

Slide 13 - Slide

Vraag 4
Op figuur 1 zie je een ontwerp voor Jardin d’émail. 

Op basis van dit
ontwerp kreeg Dubuffet de opdracht om Jardin d’émail uit te voeren voor
het Kröller-Müller Museum.
figuur 1

Slide 14 - Slide

Vraag 7
Bij de restauratie van Jardin d’émail werden de zwarte lijnen precies op
de oorspronkelijke plaats geschilderd.


Geef een argument waarom het belangrijk was om de lijnen precies op de oorspronkelijke plaats te schilderen.

Slide 15 - Slide

Deze dame in Dismaland heeft een
vervreemdend effect. Omschrijf aan de hand
van de voorstelling wat vervreemdend is.

Slide 16 - Open question

Voorstelling
waar gaat het over/inhoud

/verhaal/thema/boodschap of concept
Vormgeving
Aspecten
  • Vorm
  • Kleur
  • Licht
  • Ruimte 
  • Compositie
De flitsen van de fotograven zorgen voor claire obscure
de omgevallen koets zorgt voor een asymmetrische vlak verdeling
Er is een dramatisch sprookje te zien
De fotograven die op hun knieën zitten hebben een intimideerende houding

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide