Je kunt rekenen met arbeid, kracht en verplaatsing.
612
Je kunt uitleggen wanneer arbeid positief, negatief of nul is.
Slide 3 - Slide
Vector
Aangrijpingspunt
Richting
Grootte
Zwaartekracht
Normaalkracht
Slide 4 - Slide
Rolwrijvingskracht Schuifwrijvingskracht
Luchtwrijvingskracht
Slide 5 - Slide
De krachten bij elkaar op te tellen.
De krachten van elkaar af te trekken.
De stelling van Pythagoras
Fres=√((F1)2+(F2)2)
parallellogram
Slide 6 - Slide
Laat alle krachten in hetzelfde punt aangrijpen
Kies een schaal voor de tekening, of leidt deze af.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F1 door de punt van F2.
Teken een hulplijn evenwijdig aan F2 door de punt van F1.
Teken Fres vanaf het aangrijpingspunt naar het kruispunt van de twee hulplijnen.
Meet deze op, en vermenigvuldig met de schaal.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Teken de werklijnen in de richting waarin je wilt ontbinden, door het aangrijpingspunt van de krachten
Teken een hulplijn evenwijdig aan de ene werklijn, door de punt van de vector.
Teken een hulplijn evenwijdig aan de andere werklijn, door de punt van de vector.
Teken de componenten vanaf het aangrijpingspunt, naar waar de hulplijnen en werklijnen elkaar kruisen.
Slide 9 - Slide
Fw
FN
Fz,//
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Op voorwerpen die stilstaan of met constante snelheid bewegen werkt geen resulterende kracht; alle krachten heffen elkaar op.
Slide 12 - Slide
Als er op een voorwerp een resulterende kracht werkt, dan zal het voorwerp versnellen als de resulterende kracht in de richting van de beweging is, en vertragen als de resulterende kracht tegen de richting van de beweging in is.
F=m⋅a
Een val zonder luchtweerstand
a g
Slide 13 - Slide
Leerdoelen 6.1
611
Je kunt rekenen met arbeid, kracht en verplaatsing.
612
Je kunt uitleggen wanneer arbeid positief, negatief of nul is.
Slide 14 - Slide
Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Slide 15 - Slide
Met een kracht van 600 N een doos vooruit duwen.
Met een kracht 600 N op de grond duwen.
Bewegingsenergie
Slide 16 - Slide
Arbeid
Arbeid is de energie die nodig is om een kracht uit te oefenen over een bepaalde afstand.
F⋅sW
W is de arbeid in joule (J)
F is de kracht in newton (N)
s is de verplaatsing in meter (m)
W=F⋅s
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
F = 45 N
s = 12 m
W = F x s
W = 45 x 12 = 540 J
Slide 19 - Slide
6.1 Arbeid
Slide 20 - Slide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
Slide 21 - Slide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=F⋅s
Slide 22 - Slide
6.1 Arbeid
Het verrichten van een kracht in de richting van de beweging of daar tegenin kost energie: arbeid.
W = Arbeid (Nm of J)
F = Kracht (N)
s = afstand (m)
W=F⋅s
Slide 23 - Slide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Slide 24 - Slide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Antwoord a
W = F x s
W = 1500 x 20
W = 30000
W = 30 kJ
Slide 25 - Slide
6.1 Arbeid
Marieke fietst met een constante snelheid naar school. Ze legt 1500m af en ze levert hiervoor heel de tocht steeds 20N aan spierkracht.
a) Bereken hoeveel arbeid Marieke moet leveren.
b) Beredeneer hoeveel arbeid wrijvingskracht, de zwaartekracht en de normaalkracht uitoefenen.
Werkt een kracht in de richting van de beweging?
⇨ Positieve arbeid
Werkt een kracht tegen de richting van de beweging in?
⇨ Negatieve arbeid
Staan de kracht en de beweging loodrecht op elkaar?
⇨ Geen arbeid
Fz→W=0
FN→W=0
Fw→W=−
Fvoorw→W=+
Slide 26 - Slide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Slide 27 - Slide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht los bereken en dan optellen.
Slide 28 - Slide
Manier 1: Eerst berekenen
Fres
Manier 2: De arbeid door elke kracht los bereken en dan optellen.
Fres = 350 + 550 - 600 = 300 N
Wtot = Fres x s
Wtot = 300 x 40
Wtot = 12000 J
Wtot = 12,0 kJ
Walbert = Falbert x s = 350 x 40 = 14000 J
Wrudolf = Frudolf x s = 550 x 40 = 22000 J
Wweerst = Fweerst x s = -600 x 40 = -24000 J
Wtot = Walbert + Wrudolf + Wweerst
Wtot = 14000 + 22000 + - 24000
Wtot = 12000 J
Wtot = 12,0 kJ
Slide 29 - Slide
Aan de slag
timer
12:00
Straks bespreken:
5 en 7
Slide 30 - Slide
Antwoord 5a
Fz = m x g
Fz = 4,6 x 9,81
Fz = 45,126 N
Fz = 45 N
Antwoord 5b
De spierkracht hoeft bij een schuivende tas alleen de schuifwrijvingskracht te overwinnen.
Slide 31 - Slide
Antwoord 5c
W = Fspier x s
W = 23 x 0,34
W = 7,82 N
W = 7,8 N
Antwoord 5d
W = Fw,s x s
W = -17 x 0,34
W = -5,78 N
W = -5,8 N
Slide 32 - Slide
Antwoord 5c
Wtot = W1 + W2
Wtot = 7,82 + -5,78
Wtot = 2,04 N
Wtot = 2,0 N
Wtot = Fres x s
Fres = 23 - 17 = 6,0 N
Wtot = 6,0 x 0,34
Wtot = 2,04 N
Wtot = 2,0 N
Slide 33 - Slide
Antwoord 7a
Fz = m x g
Fz = 4,7 x 9,81
Fz = 46,107 N
W = F x s
W = 46,107 x 0,72
W = 33,19704
W = 33 J
Antwoord 7b
De tas beweegt met een constante snelheid.
Volgens de eerste wet van newton is de totale kracht op de tas dan nul.
Volgens Wtot = Fres x s is de totale arbeid dan ook nul.