Schrijf de instructie. Gebruik de volgende opbouw:
• inleiding:
– Vertel waar je instructie over gaat.
• middenstuk:
– Noem wat je nodig hebt.
– Noteer je instructiestappen. Gebruik nummers of opsommingstekens, doe-woorden en signaalwoorden.
– Gebruik afbeeldingen als die de stappen duidelijker maken.
• slot:
– Bedenk een leuke slotzin. Wens de lezers bijvoorbeeld veel plezier of succes met ...
- Zet een titel boven je instructie.