SM les 2 Diversiteit + socialisatieproces

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 

Sociaal maatschappelijke dimensie

Planning

De sociaal maatschappelijke dimensie

Actueel: bevolkingsgroei en samenleven (10 min.)

Opdracht: 'waarden en normen' (15 min.)

Nabespreken gemaakte werk (10 min.)

Theorie 'socialisatieproces' + video (15 min.)

Afsluiting (5 min.)

Leerdoelen

• Aan het eind van deze les:
  

• Kun je uitleggen op welke drie manieren nieuwkomers kunnen opgaan in een nieuwe samenleving (assimilatie, integratie, segregatie)
• Kun je uitleggen wat een waarde en een norm is én voorbeelden geven uit je eigen leven
• Kun je uitleggen hoe het socialisatieproces werkt

Bedenk vier belangrijke punten waarop collega’s binnen een bedrijf van elkaar kunnen verschillen.

Op welke manier merk je daar iets van? (voordeel, nadeel)

Sekse/gender

Leeftijd

Gezondheid / ziek / beperkt

Religie

Seksuele oriëntatie

Politieke voorkeur

Opleidingsniveau

Etniciteit

Levensstijl

Diversiteit: de manier waarop mensen verschillen

Nederland als multiculturele en pluriforme samenleving

Actueel: bevolkingsontwikkeling Nederland

natuurlijke aanwas: meer babys geboren dan mensen overleden

migratiesaldo: of er meer of minder mensen het land in of uitgaan

Bevolkingsontwikkeling

De Nederlandse bevolking groeide in 2024 met 103 duizend personen naar 18,05 miljoen. Net als in 2022 en 2023 kwam de groei volledig door buitenlandse migratie. Door een iets lagere immigratie en een iets hogere emigratie groeide de bevolking in 2024 met ruim 30 duizend inwoners minder dan in 2023. Dat blijkt uit de voorlopige jaarcijfers van het CBS.

https://nl.linkedin.com/posts/connydelaat_niewiederistjetzt-hetistijd-activity-7300203916808376320-zR0K 

Hoe ga je met elkaar om?

Assimilatie (volledig aanpassen)

Segregatie (niet samen, maar naast elkaar)

Integratie (allebei aanpassen)

Zelfstandig werken

Paragraaf 2 Cultuur en invloed

Paragraaf 3 Normen en waarden

Maak alle kennisvragen van beide paragrafen!

Zelfstandig aan het werk

1. Kies uit de lijst met waarden de 5 voor jou belangrijkste waarden. 

2. Maak een top 5.

3. Kies ook één waarde uit die je niet belangrijk vindt.

Schrijf deze op de post-it in een andere kleur.

4. Ga in gesprek met een klasgenoot. Hebben jullie dezelfde waarden in de top 5? Zo nee, verklaar het verschil.

5. Leg elkaar ook uit welke waarde je minder belangrijk vindt, en waarom.

Klassikale bespreking

1. Welke waarden vindt de klas het belangrijkst?
   
2. Welke waarden vindt de klas het minst belangrijk? Wat vind je van de uitkomsten?
3. Welke waarden kunnen met elkaar botsen?
   
4. Kun je een relatie of hechte vriendschap hebben met iemand die niet dezelfde waarden bovenaan heeft staan?
   
5. Leg uit: Het is makkelijker samenleven als mensen dezelfde waarden en normen hebben.
   

Waarde

Iets wat een persoon of een groep belangrijk vindt in het leven.

Vaak één woord.

Eindigt meestal op - heid, zoals eerlijkheid.

Norm

Een idee over wat normaal is of een regel over hoe je je moet gedragen.

Een norm helpt je om je waarden te bereiken.

Sommige normen gelden voor iedereen:

- ongeschreven regels

- geschreven regels

Waar komen waarden en normen vandaan?

Normen en waarden leer je van anderen. Meestal via feedback, positief of negatief.

Socialisatie is het proces waarbij iemand bewust of onbewust de normen, waarden en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt aangeleerd.

Dit proces van socialisatie duurt een leven lang.

"My car was fucked"

,,Ik ben vroeger zelf coureur geweest en dan was ik ook weleens boos als een andere coureur mij hinderde, maar we hebben wel een verantwoordelijkheid en moeten voorzichtig zijn met wat we zeggen”, lichtte Ben Sulayem toe. ,,Tegenwoordig is alles live en alles wordt vastgelegd. Stel dat je met je kinderen naar een race zit te kijken en je hoort steeds dat vloeken, wat zegt dat dan over onze sport?”

Hoe herken je de begrippen in de video?

Waarde

Norm

Feedback of sociale controle

Socialisatie

En: wat zou jij doen?

EXIT - ticket

Omschrijf iets uit deze les waar je graag meer over wilt weten.

Plak de post it op het bord.

Terugblik op de vorige les

Persoonlijke identiteit: kenmerken die je onderscheiden van anderen, zoals uiterlijk, gedrag, afkomst, interesses, hobby’s, karakter en overtuigingen.

Nature vs nurture: sommigen eigenschappen zijn aangeboren (nature) en andere eigenschappen doe je op tijdens je opvoeding en ervaring (nurture)

Rolpatronen: gedrag dat we van elkaar in bepaalde situaties verwachten.

Er is rolbevestigend gedrag en roldoorbrekend gedrag.

Sociale identiteit: je identiteit als lid van een groep.

Groepsgedrag: gedrag van leden van een groep dat typisch is voor wat binnen de groep normaal is.

Wat is de definitie van persoonlijke identiteit?

1. Geheel van kenmerken en eigenschappen die jou tot een uniek persoon maken.
2. Geheel van kenmerken en eigenschappen van hoe anderen over jou denken.
3. Geheel van kenmerken die op jouw ID-kaart staan.
4. Geheel van eigenschappen en kenmerken en eigenschappen die je van je familie hebt meegekregen

Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is aangeboren?

1. Je bent altijd beleefd, dat vonden je ouders belangrijk om je te leren.
2. Je hebt krullen, je vader heeft dat ook.
3. Je kunt goed gitaar spelen, omdat de buurman je lesgaf.
4. A, B en C zijn alle drie juist.

Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is aangeboren?

1. De kleur van je ogen
2. Je staat op in de metro voor een ouder persoon.
3. Je kan met stokjes eten
4. Je kan goed piano spelen, omdat je les hebt gekregen van de buurman.

Wat is een voorbeeld van je sociale identiteit?

1. Amateurvoetballer zijn
2. Fan zijn van Miley Cyrus
3. Moslim zijn
4. A, B en C zijn juist

Wat is het verschil tussen online en offline identiteit?

1. Online en offline identiteit zijn hetzelfde.
2. Offline identiteit bestaat niet.
3. Op het internet kunnen mensen zich anders voordoen dan wie ze in het echt zijn.
4. Mensen zijn altijd hetzelfde online en offline.

Stel, ik vertel je dat ik thuis grote problemen heb met de opvoeding van mijn kinderen. Dan is er sprake van:

1. roldoorbrekend gedrag
2. rolbevestigend gedrag
3. raar gedrag
4. recalcitrant gedrag

"Dé Nederlandse identiteit bestaat niet"

1. klopt
2. klopt niet

Hoe vond je deze les?

😒🙁😐🙂😃