Bezittelijk voornaamwoord

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoel van deze les.
Na deze les kun je aangeven wie wat bezit, en kun je dit 
 in de juiste plaats van de zin zetten.

Slide 2 - Slide

Wat geef je aan met een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 3 - Open question

Welk woord is bezittelijk in de volgende zin?
That kid playing over there is ours.

Slide 4 - Open question

Welk woord is bezittelijk in de volgende zin?
That car is faster than mine

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is de correcte vertaling van:
Hun vakantie was fantastisch.
A
There holiday was awesome.
B
Their holiday was awesome.
C
Its holiday was awesome.
D
Her holiday was awesome

Slide 8 - Quiz

Welke zin is correct?
A
That book on the shelf is hes.
B
That book on the shelf is hers.
C
That book on the shelf is his.
D
That book on the shelf is hiss.

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van:
Their

Slide 10 - Open question

Bezittelijk voornaamwoorden
Welke zijn er allemaal?
Het zijn er 7 in totaal.

Slide 11 - Mind map

your
our
It is my cat -> the cat is __________
Die taart is van hun -> The cake is _________
jullie, uw
ons
mine
theirs

Slide 12 - Drag question

hoe geef je de naam van je hond aan?
A
His name is Molly
B
Her name is Molly
C
It's name is Molly
D
Its name is Molly

Slide 13 - Quiz

Welke betekenissen heeft your?
A
Jou, ons, uw
B
Jou, jullie, hen
C
Jullie, uw, jij
D
Jullie, Jouw, uw

Slide 14 - Quiz

Wat is de vertaling van:
Die kat is van hun

Slide 15 - Open question

Wat is de vertaling van:
Is dat uw doel?

Slide 16 - Open question

Wat is de vertaling van
Dat is zijn vliegtuig

Slide 17 - Open question