Examentraining 2024

Examtraining 2025
English 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 4,5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Examtraining 2025
English 

Slide 1 - Slide

Engels CE Quiz
Test your knowledge; good for prep.

Slide 2 - Slide

Hoeveel boekjes krijg je op je examen?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 3 - Quiz

Welke drie boekjes krijg je dan?

Slide 4 - Open question

Welke hulpmiddelen zijn er toegestaan?

A
NL-ENG en ENG-NL woordenboek
B
Nederlands woordenboek
C
Rekenmachine
D
Digitaal woordenboek

Slide 5 - Quiz

Enneuh, wie zorgt dan voor die woordenboeken?

Slide 6 - Open question

In welke taal worden de meeste vragen gesteld?
A
Nederlands
B
Engels
C
50/50
D
meer Engels dan NL

Slide 7 - Quiz

In welke taal worden de open vragen gesteld?
A
Nederlands
B
Engels
C
50/50
D
Frans

Slide 8 - Quiz

In welke taal beantwoord jij een open vraag?
A
Engels
B
Nederlands
C
Het hangt er vanaf
D
combinatie

Slide 9 - Quiz

Wat betekent het woord 'citeer'?

Slide 10 - Open question

'Citeer de eerste twee woorden van de zin' --> Hoeveel woorden schrijf je op?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

'What is the point made in paragraph 1?' --> in welke alinea zoek je je antwoord?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

'What is the point made in paragraph 1?' --> Wat betekent het woord 'paragraph'?
A
Paragraaf
B
Hoofdstuk
C
Alinea
D
Koptekst

Slide 13 - Quiz

'What is the point made in paragraph 1?' --> Wat betekent 'point made'?

Slide 14 - Open question

'Function of paragraph' --> Wat betekent dat?

Slide 15 - Open question

Wat moet je bij deze vraag doen?
A
Kiezen welke drie woorden er passen
B
Kiezen welk woord er op het nummer past

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'concluded'?
Waar in de tekst zou jij dit kunnen lezen?

Slide 17 - Open question

Wat betekent 'discussed'?

Slide 18 - Open question

Wat betekent 'mentioned'?

Slide 19 - Open question

Wat betekent 'He's' ?
A
He was
B
He has
C
He is
D
She

Slide 20 - Quiz

Wat betekenen 'their, they're and there'?
A
Daar, ze zijn en hier
B
Hier, daar en daar
C
Van haar, zij zijn en hier
D
Van hen, zij zijn en daar

Slide 21 - Quiz

Wat betekend het woord 'adapted'?
Staat vaak bij de tekst!

Slide 22 - Open question

Wat betekend het woord 'sources'?
Staat vaak bij de tekst!

Slide 23 - Open question

Wat betekenen de woorden 'due to (this')?

Slide 24 - Open question

Hoeveel procent van het CE Engels is meerkeuzevragen (ongeveer)?
A
30%
B
40%
C
50%
D
60%

Slide 25 - Quiz