Woordenschat Nederlands

Woordenschat Nederlands (methode)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Woordenschat Nederlands (methode)

Slide 1 - Slide

Hij vertelde mij een verhaal. Ik geloofde hem niet en .............. mijn wenkbrauwen.
A
knipperde
B
fronste
C
knippert
D
fronsen

Slide 2 - Quiz

Zij liet de emmer met water op mijn broek vallen en struikelde. Wat is zij toch een........!
A
lieverd
B
aardige
C
kluns
D
vriendin

Slide 3 - Quiz

Hij heeft heel hard en snel gewerkt vandaag. Ik geef hem een..............
A
fluim
B
glimp
C
compliment
D
schop

Slide 4 - Quiz

Ik had deze broek gisteren al aan. Hij is niet helemaal schoon meer. Hij is een beetje................
A
smoezelig
B
groot
C
klein
D
kort

Slide 5 - Quiz

Haar broertje mocht mee naar feest. Zij mocht niet mee. Zij liep de hele dag te ....................
A
lachen
B
grijnzen
C
giechelen
D
mokken

Slide 6 - Quiz

Hij is verkouden. Hij heeft veel slijm in zijn mond. Hij spuugt de ..........uit.
A
groente
B
fluim
C
snoepjes
D
glimp

Slide 7 - Quiz

Ik heb respect voor de natuur. Ik koop alleen maar ............. producten.
A
ecologische
B
slechte
C
vervuilde
D
veel

Slide 8 - Quiz

Een van mijn ........... in mijn leven is, respect voor het milieu hebben.
A
complimenten
B
ecologisch
C
kernwaarden
D
fluim

Slide 9 - Quiz

Ik ving een ............ op van een bekend acteur. Ik zag hem in een flits. Ik zag hem heel even snel.
A
fluim
B
kluns
C
huivering
D
glimp

Slide 10 - Quiz

Ik had niet gedacht dat het mij zou lukken om een goed cijfer te halen. Ik haalde een 10! Ik was .....................
A
verbijsterd
B
verdrietig
C
geërgerd
D
misnoegd

Slide 11 - Quiz

Mijn ouders waren naar een feest. Ik wilde ook graag mee. Maar ik moest op mijn zusje passen. Dat vond ik niet leuk. Ik zat met haar..................
A
te praten
B
opgescheept
C
te lachen
D
te giechelen

Slide 12 - Quiz

Vandaag ben ik eerder uit van school. Ik heb echt..........
A
Gepraat
B
Mazzel
C
Ongeluk
D
Verdriet

Slide 13 - Quiz

Deze mensen hebben veel geld. Zij kunnen in een...............huis wonen
A
Pafferig
B
Optimistisch
C
Gigantisch
D
Smoezelig

Slide 14 - Quiz

Mijn vriend doet irritant. Ik wil graag luisteren naar de docent. Ik ................hem
A
Negeer
B
Verbijster
C
Knuffel
D
doe grappig met

Slide 15 - Quiz

Deze meneer is veel te dik. Hij ziet er ...............uit
A
Klein
B
Optimistisch
C
Pafferig
D
Smoezelig

Slide 16 - Quiz

Ik heb een zware rugzak met boeken erin. Ik loop daar de hele dag mee .................
A
te zeulen
B
te kibbelen
C
te fronsen
D
te mokken

Slide 17 - Quiz

Mijn broer en ik maken ruzie over iets kleins. Hij heeft stiekem mijn broek aangetrokken. Mijn moeder zegt dat we niet zo moeten................
A
Praten
B
Giechelen
C
Lachen
D
Kibbelen

Slide 18 - Quiz

Ik moet mijn broertje ..............om zijn huiswerk te maken. Ik weet dat het goed is om te doen.
A
Opschepen
B
Stimuleren
C
Kibbelen
D
aan het lachen maken

Slide 19 - Quiz