Verkeersles

Verkeer

Verkeer
Aan het einde van deze les hebben jullie weer 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
VerkeerBasisschoolGroep 7

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Verkeer

Verkeer
Aan het einde van deze les hebben jullie weer 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Verkeersborden

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Oversteken

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Fietsen in een groep

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de afspraken voor als je in een groep fietst?

Slide 5 - Open question

  • Fiets nooit met meer dan twee naast elkaar.
  • Blijf op je plaats in de groep fietsen. Ga achter elkaar fietsen als iemand belt of toetert om je in te halen.
  • Fiets ook achter elkaar op smalle, drukke wegen en fietspaden.
  • Fiets niet te dicht achter en naast elkaar.
  • Rem niet plotseling, maar waarschuw even.
  • Houd je beide handen aan het stuur. Let goed op je voorganger en sluit bij hem aan.
  • Blijf zelf ook goed uitkijken. Steek niet klakkeloos over.
  • Stoei niet als je fietst.
  • Slingeren en inhalen? Niet doen!
  • Let op de tekens van de begeleiders, als die er zijn.
  • De voorste fietsers roepen ‘paaltje’ als ze op het fietspad een paaltje zien.
Voorgaan

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorgaanafspraken gelden als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen.
Een van de voorgaanafspraken is rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Bij deze afspraak geldt:

Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij gaat rechtdoor, de ander slaat af. Jij mag voor.
Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij slaat af, de ander gaat rechtdoor. Je moet de ander voor laten gaan.
Verkeer dat jou tegemoet of achteropkomt is met jou op dezelfde weg. Let op: fietspaden en stoepen horen ook bij de weg.

Krijg je op de fiets te maken met een tram? Dan geldt de regel ‘rechtdoor op dezelfde weg gaat voor’ niet. De tram mag altijd voorgaan.

Ook al mag je voorgaan, kijk altijd goed of de ander je wel ziet en de ander je wel voor laat gaan.

Bekijk het filmpje
Voorgaanafspraken gelden als je te maken krijgt met bestuurders of voetgangers die niet uit een zijweg komen. Een van de voorgaanafspraken is rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Bij deze afspraak geldt:

  • Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij gaat rechtdoor, de ander slaat af. Jij mag voor.
  • Je bent met iemand op dezelfde weg. Jij slaat af, de ander gaat rechtdoor. Je moet de ander voor laten gaan.

Slide 7 - Slide

Verkeer dat jou tegemoet of achteropkomt is met jou op dezelfde weg. Let op: fietspaden en stoepen horen ook bij de weg.

Krijg je op de fiets te maken met een tram? Dan geldt de regel ‘rechtdoor op dezelfde weg gaat voor’ niet. De tram mag altijd voorgaan.

Ook al mag je voorgaan, kijk altijd goed of de ander je wel ziet en de ander je wel voor laat gaan.
Voorrang

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Voorrangsweg. Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die uit de zijweg komt rijden.
Einde voorrangsweg.
Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden.
Je moet voorrang geven aan iedereen die van links of rechts komt rijden. Bij dit bord staan altijd haaientanden op het wegdek.
Stopbord. Als je rijdt (fietst), moet je stoppen voor de stopstreep. Ook als er niets aan komt rijden. Geef voorrang aan iedereen die van links of rechts komt rijden. 

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat zit er op en aan een veilige fietst?

Slide 11 - Mind map

  1. Het stuur zit goed vast.
  2. De bel is goed te horen.
  3. De handvatten zitten goed vast aan het stuur en zijn heel.
  4. De rem werkt goed. Uitsluitend handremmen? Dan moeten beide remmen goed werken. Indien van toepassing: de remblokjes zijn niet versleten.
  5. De koplamp werkt goed, straalt recht naar voren en geeft wit of geel licht.
  6. De spaken in beide wielen zitten goed vast en er zijn geen ontbrekende spaken.
  7. Zijreflectie: De banden hebben cirkelvormige reflectie of er zitten witte of gele reflectoren aan de wielen, minimaal 1 per wiel.
  8. De banden zijn goed opgepompt en hebben voldoende profiel.
  9. Het zadel zit goed vast.
  10. Het zadel is op de juiste hoogte ingesteld: Je kunt met beide voeten (tenen) net de grond raken als je op het zadel zit
  11. De trappers zijn voldoende stroef.
  12. Beide trappers hebben twee gele reflectoren.
  13. De ketting is goed afgesteld; niet te slap, niet te strak. Tip: Heb je een open kettingkast en draag je een wijde broek? Gebruik dan een broekclip of band, zodat de broek niet tussen de ketting kan komen.
  14. Er zit een rode reflector aan de achterkant van de fiets of geïntegreerd in het achterlicht.
  15. Het achterlicht werkt goed, straalt naar achteren en geeft rood licht.
Grote voertuigen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

  • De bestuurder van een vrachtauto, tractor of bus kan jou niet altijd goed zien. Rijd er daarom nooit vlak achter of naast.
  • Steek er nooit vlak voor of achter over. Blijf er minimaal drie meter voor of achter.

Kom niet in de dode hoek. Blijf er rechts en ruim achter en houd minstens drie meter afstand.

  • Een groot voertuig dat rechtsaf gaat, kan de bocht afsnijden. Haal daarom nooit rechts in, maar blijf achter het voertuig. Ook als het voertuig stilstaat bij een kruising en er al fietsers naast staan, blijf jij met je fiets rechts en ruim achter het voertuig.
  • Houd beide handen aan het stuur als je ingehaald wordt. Je kunt met een harde windvlaag te maken krijgen.

Een vrachtauto, tractor of bus heeft veel ruimte nodig.
Als ze de bocht om komen en de weg is smal, kunnen ze op de andere weghelft terecht komen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions