Bij het optellen van krachten moet je niet alleen naar de grootte kijken maar ook naar de richting
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Jan trekt met een kracht van 100N. Piet met een kracht van 200N.
A
samen leveren ze dan 300N
B
samen leveren ze dan 100N
C
samen leveren ze dan een kracht tussen 100 en 300N
D
daar kun je helemaal niets over zeggen
Slide 19 - Quiz
Krachten moet je optellen als vectoren
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Snelheid
Snelheid is een samengestelde grootheid
je moet daarvoor weten ....
.... de afstand die afgelegd wordt en ....
... de tijd die daarvoor nodig was.
Karel rijdt met zij auto van Groesbeek naar Utrecht
dat is 101 kilometer
hij doet er een uur en 20 minuten over
Zijn snelheid is dan
101 kilometer in een 1,33 uur
101 : 1,33 = 76 km/uur
Slide 21 - Slide
Snelheid (2)
Daphne loopt de 100 meter op de OS
Haar winnende tijd is 10,48 seconden (WR)
Wat is haar snelheid?
100 meter in 10,48 seconden is
100 : 10,48 = 9,54 m/s
Is dit haar topsnelheid?
Nee
ze moet in het begin op gang komen
dan gaat ze langzamer
aan het eind moet ze dus harder
haar gemiddelde snelheid is dus ..
9,54 m/s
Slide 22 - Slide
Snelheden omrekenen
wat is harder?
10 km/uur of 10m/s?
10 km in 1 uur =
10.000 meter in 1 uur =
10.000 m in 3600 seconden =
10.000 : 3600 = 2,77 meter per seconde
10 m/s is dus harder dan 10 km/u
dus
Slide 23 - Slide
Snelheid in een grafiek
de grafiek hiernaast gaat over een beweging.
We kunnen aan de hand van deze grafiek een aantal vragen beantwoorden.
Hoe lang duurt de beweging?
Wat is de maximale snelheid?
Wat gebeurt er tijdens de eerste 1,5 seconde?
Wat gebeurt er tijdens de laatste 3 seconden?
.. en ook nog een paar moeilijke
Wat is de gemiddelde snelheid in de laatste 3 seconden?
Hoeveel meter is in totaal afgelegd?
Slide 24 - Slide
Rekenen met snelheid
Afstand
Snelheid
Tijd
Hiernaast zie je een afdekdriehoek
De formule luidt:
Afstand = Snelheid x tijd
Dat past maar op één manier in het driehoekje
Wil je de afstand uitrekenen leg dan je hand daarop.
De rekenmethode blijft staan:
Snelheid x Tijd
Snelheid uitrekenen:
Afstand : Tijd
Tijd uitrekenen kan natuurlijk ook:
Afstand : Snelheid
Slide 25 - Slide
Om de snelheid te bepalen moet je weten ....
A
de afstand en de richting
B
de richting en de tijd
C
de afstand en de tijd
D
de afstand de tijd en de richting
Slide 26 - Quiz
Het verband tussen snelheid (v) , afstand (s) en tijd (t) wordt gegeven door
A
s = v x t
B
v = s : t
C
t = s : v
D
A, B en C zijn alle drie goed
Slide 27 - Quiz
Het verband tussen snelheid (v) , afstand (s) en tijd (t) wordt gegeven door
A
s = v : t
B
s = v x t
C
v = s x t
D
t = v:s
Slide 28 - Quiz
Verkeer en veiligheid
In het verkeer worden allerlei maatregelen getroffen om het zo veilig mogelijk te maken.
valhelm
veiligheidsgordels
airbag
kreukelzone
Al deze maatregelen zorgen ervoor dat de botsing langer duurt, waardoor de kracht kleiner wordt.
kooiconstructie
ABS (anti blokkeer systeem)
Hoofdsteunen
kreukelzone en kooiconstructie
airbag
hoofdsteun
Slide 29 - Slide
Maatregelen die de krachten verkleinen
Andere veiligheidsmaatregelen
Slide 30 - Drag question
reactieafstand, remweg en stopafstand
we maken een snelheid-tijd diagram
Je rijdt met een beginsnelheid. gedurende de reactietijd rijd je door met die beginsnelheid.
De afstand die je in die tijd aflegt is de reactieafstand. s = vb x t, dus: reactieafstand = beginsnelheid x reactietijd
Tijdens het remmen neemt de snelheid af. De afstand die je tijdens de remtijd aflegt is de remweg. Tijdens het remmen geldt dat de gemiddelde snelheid de helft van de beginsnelheid is. Dus: s = 1/2vb x t
De stopafstand = reactieafstand + remweg
1
2
3
4
Slide 31 - Slide
... nu met getallen .........
1
2
We maken weer een snelheid-tijd diagram
je rijdt met een beginsnelheid van 10 m/s en je reactietijd is 0,6 s
De reactieafstand kun je dan berekenen: sreactie = vbegin x treactie dus: reactieafstand = 10m/s x 0,6s = 6m.
Je staat stil na 1,2 s. De remtijd is dus: 1,2 - 0,6 = 0,6s De gemiddelde snelheid tijdens remmen: 10m/s : 2 = 5m/s
De remweg kun je dan berekenen: srem = vgem x trem