debat les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 2

Debat in de klas!

Ga op je eigen plek zitten. 

Zet je tas op de grond.

Je hebt alleen een pen nodig.

https://schooldebatteren.nl/wp-content/uploads/2020/06/1-2-3en-DEF.pdf

lesopbouw

• doel
• Wat weet ik al?
• opdracht
  
• afsluiting

doel

Aan het eind van de les: 

• Weet ik wat een stelling is. 
• Kan ik sterke argumenten bedenken.
• Kan ik mijn mening geven in een debat.

Stelling

1. Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig.

2. Een stelling is nooit een vraag.

3. Een stelling bevat geen argumenten.

4. De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken.

Wat weet ik al?

Wat is de AUB-methode? Overleg met je buurman/buurvrouw.

AUB-methode

Gebruik voor een sterk argument de AUB-methode:

1.  Eerst zeg je wat het argument is (A).
2. Dan leg je het argument uit (U).
3. Geef een voorbeeld : bijvoorbeeld (B).

argument bedenken

1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?

2. Wat zijn de voordelen of nadelen?

3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die

     komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

stelling

Ouders moeten altijd kunnen meekijken met 

het internet- en telefoongedrag 

van hun kinderen.

groepjes

groepjes

opdracht

• Lees de stelling.
• Bedenk argumenten voor en tegen met je groepje door     antwoord te geven op de drie vragen.

• Maak je antwoorden sterk door gebruik te maken van de   

       AUB-methode.

• Voer een debat.

argument bedenken

1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?

2. Wat zijn de voordelen of nadelen?

3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die

     komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

Ouders moeten altijd kunnen meekijken

met het internet- en telefoongedrag

van hun kinderen.

AUB-methode

Gebruik voor een sterk argument de AUB-methode:

1.  Eerst zeg je wat het argument is (A).
2. Dan leg je het argument uit (U).
3. Geef een voorbeeld : bijvoorbeeld (B).

Ouders moeten altijd kunnen meekijken

met het internet- en telefoongedrag

van hun kinderen.

debatteren

Ouders moeten altijd kunnen meekijken met

het internet- en telefoongedrag

van hun kinderen.

afsluiting

Hoe ging het debatteren?

Welk cijfer geef je je groepje?