What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
paragraaf 12
1 / 43
next
Slide 1:
Slide
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
This lesson contains
43 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
de hoofdzin is dus:
ea vociferatione nos hoc tempore utimur.
Welke vorm is utimur?
A
nom ev m
B
1e ev ind prae A
C
1e ev ind prae P
D
1e mv ind prae P
Slide 3 - Quiz
ea vociferatione nos hoc tempore utimur.
Wat is dus het onderwerp van utimur?
Citeer het Latijnse tekstelement.
Slide 4 - Open question
ea vociferatione nos hoc tempore utimur.
Welke naamval en functie heeft ea vociferatione?
A
nom ev - naamwoordelijk deel
B
acc mv - lijdend voorwerp
C
abl ev - aanvulling bij utimur
D
abl ev - bijw. bepaling modi (manier)
Slide 5 - Quiz
ea vociferatione nos hoc tempore utimur.
Welke naamval en functie heeft hoc tempore?
A
acc ev - lijdend voorwerp
B
acc ev - bijw. bepaling van tijdsduur
C
abl ev - oorzaak
D
abl ev - bijw. bepaling van tijd
Slide 6 - Quiz
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
Dit is de eerste bijzin.
Welk woordsoort is Qua?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
voegwoord
D
bijwoord
Slide 7 - Quiz
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
Wat is het antecedent van Qua?
A
dat staat in de vorige zin
B
ea
C
ea vociferatione
D
hoc tempore
Slide 8 - Quiz
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
Dit is de eerste bijzin.
Welke vorm is consuerunt?
A
3e mv ind prae A
B
3e mv ind prae P
C
3e mv ind impf A
D
3e mv ind perf A
Slide 9 - Quiz
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
Wat is dus het onderwerp van consuerunt?
Citeer het Latijnse tekstelement.
Slide 10 - Open question
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
consuerunt gaat met een inf. Waar staat deze?
Citeer het Latijnse tekstelement.
Slide 11 - Open question
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
uti gaat met een ablativus (zoals we bij vraag 5 zagen). Citeer de ablativus aanvulling bij uti.
Slide 12 - Open question
Qua in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt.
Welke naamval en functie heeft ceteris iudiciis?
A
abl mv - bijw. bepaling na een vz
B
abl mv - bijw. bepaling oorzaak (causae)
C
dat mv - meewerkend voorwerp
D
dat mv - commodi
Slide 13 - Quiz
qui causam dicimus.
Dit is de tweede bijzin.
Welk woordsoort is qui?
A
betrekkelijk voornaamwoord
B
aanwijzend voornaamwoord
C
voegwoord
D
bijwoord
Slide 14 - Quiz
qui causam dicimus.
Wat is het antecedent van qui?
A
tempore
B
nos
C
ea
D
accusatores
Slide 15 - Quiz
qui causam dicimus.
Welke naamval en functie heeft qui?
A
nom ev - onderwerp
B
nom ev - dubbel verbonden bepaling
C
nom mv - onderwerp
D
nom mv - dubbel verbonden bepaling
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Petimus abs te, M. Fanni, a vobisque, iudices,
Dit is de hoofdzin, waar 3 bijzinnen van afhangen.
Welke naamval en functie hebben te en vobis?
A
acc - lijdend voorwerp
B
abl - bijw. bepaling na voorzetsel
C
abl - aanvulling bij een werkwoord
D
dat - commodi
Slide 19 - Quiz
Petimus abs te, M. Fanni, a vobisque, iudices,
In welke naamval staan M. Fanni en iudices?
A
nom
B
gen
C
dat
D
voc
Slide 20 - Quiz
ut quam acerrime maleficia vindicetis.
Dit is de eerste ut-zin die afhangt van petimus.
Welke vorm is vindicetis?
A
2e pl ind prae A
B
2e pl ind fut A
C
2e pl con prae A
D
2e pl con perf A
Slide 21 - Quiz
ut quam acerrime maleficia vindicetis.
Dit is de eerste ut-zin die afhangt van petimus.
Welke coniunctivus is vindicetis?
A
finalis
B
consecutivus
C
concessivus
D
causalis
Slide 22 - Quiz
ut quam acerrime maleficia vindicetis.
quam + superlativus: zo .... mogelijk
Citeer de superlativus.
Slide 23 - Open question
ut quam acerrime maleficia vindicetis.
accerime: de uitgang -e geeft hier aan dat het een bijwoord is.
Slide 24 - Slide
ut quam fortissime hominibus audacissimis resistatis.
Welke vorm is resistatis?
A
2e pl ind prae A
B
2e pl ind fut A
C
2e pl con prae A
D
2e pl con perf A
Slide 25 - Quiz
quam fortissime
quam + superlativus
de uitgang -e geeft hier aan dat het een bijwoord is.
Slide 26 - Slide
ut quam fortissime hominibus audacissimis resistatis.
Welke naamval en functie heeft hominibus audacissimis?
A
dat mv - meewerkend voorwerp
B
dat mv - incommodi
C
abl mv -bijwoordelijke bepaling
D
abl mv - aanvulling bij een ww
Slide 27 - Quiz
ut hoc cogitetis,
Welke vorm is cogitetis?
A
2e pl ind prae A
B
2e pl ind fut A
C
2e pl con prae A
D
2e pl con perf A
Slide 28 - Quiz
Welke coniunctivus is cogitetis?
Slide 29 - Open question
ut hoc cogitetis,
Welke naamval en functie heeft hoc?
A
nom ev - onderwerp
B
acc ev - lijdend voorwerp
C
abl ev - bijw. bepaling
D
dat ev - meewerkend voorwerp
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
ut hoc cogitetis
hoc wordt uitgelegd in de ACI:
eo prorumpere hominum cupiditatem et scelus et audaciam
Slide 32 - Slide
eo hominum cupiditatem et scelus et audaciam,
Citeer de pv van de ACI.
Slide 33 - Open question
eo hominum cupiditatem et scelus et audaciam,
Wat is/zijn hier de subjectsaccusativus/-vi?
A
hominum
B
scelus en audaciam
C
cupiditatem
D
cupiditatem en scelus en audaciam
Slide 34 - Quiz
eo hominum cupiditatem et scelus et audaciam,
In welke naamval staat hominum dan wel?
A
acc ev
B
gen ev
C
nom ev
D
gen mv
Slide 35 - Quiz
'qui vester animus sit' is een afhankelijke vraag bij ostendetis, vandaar dat sit een coniunctivus obliquus is.
Slide 36 - Slide
nisi in hac causa ... ostendetis
In welke vorm staat ostendetis?
A
2e pl ind prae A
B
2e pl ind fut A
C
2e pl coni prae A
D
2e pl coni perf A
Slide 37 - Quiz
nisi in hac causa ... ostendetis
Welke naamval en functie heeft hac causa?
A
nom ev - onderwerp
B
abl ev - bijw. bepaling na voorzetsel
C
nom mv - onderwerp
D
acc mv - lijdend voorwerp
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Slide
eo ... ut = zo/in die mate .... dat
Welke coniunctivus sint dus?
A
finalis (doel)
B
causalis (oorzaak)
C
conesecutivus (gevolg)
D
concessivus (toegeving)
Slide 40 - Quiz
ut ... t/m ... futurae sint:
Wat is het onderwerp?
A
tribunal
B
M. Fanni
C
iudices
D
caedes
Slide 41 - Quiz
ut ... t/m ... futurae sint:
In welke naamval staan M. Fannie en iudices wel?
A
vocativus
B
nominativus
C
genitivus
D
accusativus
Slide 42 - Quiz
vz + acc
vz + abl
in foro
ante tribunal tuum
ante pedes vestros
inter ipsa subsellia
Slide 43 - Drag question
More lessons like this
paragraaf 14
September 2020
- Lesson with
44 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
paragraaf 11
September 2020
- Lesson with
36 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Template National Museums NI: Dig Into Ancient Ireland
June 2023
- Lesson with
16 slides
History
Primary Education
d. De vergiftiging
March 2021
- Lesson with
14 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
3d Vergelijking tussen German en Galliërs
August 2023
- Lesson with
15 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
grammatica bij Cicero
March 2021
- Lesson with
22 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Een aarzelende leider (BB. p. 122)
June 2023
- Lesson with
36 slides
Latijn
Secundair onderwijs
Leestekst 3.5 De Ulixe et Polyphemo
January 2023
- Lesson with
33 slides
Latijn
Secundair onderwijs