Grammar recap 5

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1,2

Grammar recap

BK

Planning

1. Possessive ('s)

2. Past simple

3. Present perfect

4. Listening

Possessive ('s)

Als je aan wilt geven dat iets van iemand is in
het Engels, gebruik je 's.

This cake belongs to Molly.

This is Molly's cake.

Possessive ('s)

Staat het woord al in meervoud of eindigt het op -s?  
Dan gebruik je alleen '!

These toys belong to the cats.

The cats' toys.

Rewrite:
This food belongs to Astrid.

Rewrite:
This game belongs to the boys.

Rewrite:
This stick belongs to the dog.

Rewrite:
This shirt belongs to Joshua.

Rewrite:
This lipstick belongs to Alexis.

Past simple

Als iets in het verleden is gebeurd, gebruik je de 

past simple.

Voor REGELMATIGE werkwoorden, plak je +ed achter de stam.

Wish -> Wished

Smile -> Smiled

Cry -> Cried

Put this verb in the past simple:
Love

Put this verb in the past simple:
Fry

Put this verb in the past simple:
Dance

Put this verb in the past simple:
Paint

Past simple

Als iets in het verleden is gebeurd, gebruik je de 

past simple.

Voor  ONREGELMATIGE werkwoorden, moet je het rijtje leren.

Voorbeeld:

Be - Was/were

Give - Gave

Put this verb in the past simple:
Keep

Put this verb in the past simple:
Make

Put this verb in the past simple:
Fight

Put this verb in the past simple:
Feel

Put this verb in the past simple:
Tell

Present perfect

Als je iets wilt vertellen wat al is gebeurd maar nog

steeds invloed heeft, gebruik je de present perfect.

Je gebruikt hiervoor have/has + werkwoord uit het derde rijtje.

I have broken my leg.

Rewrite with the present perfect.
Break

Rewrite with the present perfect:
See

Rewrite with the present perfect:
Dye

Rewrite with the present perfect:
Know