What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Toets, rekenen - verhoudingen (procenten)
Fase 2
Rekenen, verhoudingen (procenten)
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Fase 2
Rekenen, verhoudingen (procenten)
Slide 1 - Slide
Leerdoel 1:
Ik ken het procentteken
Slide 2 - Slide
Wat is het procentteken?
Slide 3 - Open question
Leerdoel 2:
Ik weet dat 100% alles is
Slide 4 - Slide
Wat betekent het als iemand 100% betrouwbaar is?
A
Dan kun je hem een beetje vertrouwen
B
Dan kun je hem niet vertrouwen
C
Dan kun je hem helemaal vertrouwen
D
Dan weet je niet of je hem kunt vertrouwen
Slide 5 - Quiz
Als een trui van 100% katoen gemaakt is, dan...
A
Is de trui voor een deel van katoen gemaakt
B
Is de trui van katoen en wol gemaakt
C
Is de trui niet van katoen gemaakt
D
Is de trui helemaal van katoen gemaakt
Slide 6 - Quiz
Als iemand 100% van de taart heeft opgegeten, dan...
A
Heeft hij de helft opgegeten
B
Heeft hij niks van de taart gegeten
C
Heeft hij alles opgegeten
D
Heeft hij de taart gedeeld met iemand
Slide 7 - Quiz
Leerdoel 3 t/m 7: Ik ken de relatie tussen breuken, percentages en kommagetallen
Slide 8 - Slide
Welke zin betekent hetzelfde:
Piet heeft de helft van de opgegeten...
A
Piet heeft alles opgegeten
B
Piet heeft 1/4 opgegeten
C
Piet heeft 1/2 opgegeten
D
Piet heeft niks gegeten
Slide 9 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
Josien heeft een kwart van de pizza gegeten
A
Josien heeft alles opgegeten
B
Josien heeft 1/4 opgegeten
C
Josien heeft 1/2 opgegeten
D
Josien heeft niks gegeten
Slide 10 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
Een kwart van mijn kleren is zwart
A
Al mijn kleren zijn zwart
B
25% van mijn kleren is zwart
C
50% van mijn kleren is zwart
D
Ik heb geen zwarte kleren
Slide 11 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
50% van de leerlingen heeft bruin haar
A
Iedereen heeft bruin haar
B
Een kwart van de leerlingen heeft bruin haar
C
De helft van de leerlingen heeft bruin haar
D
Niemand heeft bruin haar
Slide 12 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
1/4 van de leerlingen is een jongen
A
Er zijn alleen maar jongens
B
25% van de leerlingen is een jongen
C
De helft van de leerlingen is een jongen
D
50% van de leerlingen is een jongen
Slide 13 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
100% van de leerlingen reist met de fiets naar school
A
Iedereen komt met de fiets naar school
B
De helft van de leerlingen komt met de fiets naar school
C
Niemand komt met de fiets naar school
D
50% van de leerlingen komt met de fiets naar school
Slide 14 - Quiz
Welke zin betekent hetzelfde:
1/2 van de leerlingen vindt voetbal leuk
A
Iedereen vindt voetbal leuk
B
50% van de leerlingen vindt voetbal leuk
C
Een kwart van de leerlingen vindt voetbal leuk
D
25% van de leerlingen vindt voetbal leuk
Slide 15 - Quiz
Leerdoel 8:
Ik benoem delen als een breuk
Slide 16 - Slide
Welke breuk hoort bij de foto?
A
2/1
B
1/2
C
1/4
D
4/1
Slide 17 - Quiz
Welke breuk hoort bij de foto?
A
1/2
B
2/1
C
1/4
D
4/1
Slide 18 - Quiz
Welke breuk is er getekend op het plaatje?
A
5/1
B
1/5
C
1/4
D
1/6
Slide 19 - Quiz
Welke afbeelding past bij de breuk?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 20 - Quiz
Leerdoel 9:
Ik benoem delen als een percentage
Slide 21 - Slide
Welk percentage hoort bij deze foto?
A
100%
B
50%
C
25%
D
10%
Slide 22 - Quiz
Welk percentage hoort bij de foto?
A
100%
B
50%
C
25%
D
10%
Slide 23 - Quiz
Welk percentage van de pizza is op?
A
100%
B
60%
C
40%
D
50%
Slide 24 - Quiz
Leerdoel 10:
Ik benoem delen als kommagetal
Slide 25 - Slide
1/2:
Schrijf dit als kommagetal..
Slide 26 - Open question
1/1:
Schrijf dit als kommagetal..
Slide 27 - Open question
1/4:
Schrijf dit als kommagetal..
Slide 28 - Open question
Leerdoel 11:
Ik reken met eenvoudige percentages
Slide 29 - Slide
Een laptop kost €400,-. Je krijgt 50% korting, hoeveel kost de laptop nog?
A
€300
B
€200
C
€250
D
€150
Slide 30 - Quiz
Nieuwe schoenen kosten €60,-. Je krijgt 50% korting, hoeveel moet je nog betalen?
A
€50
B
€55
C
€35
D
€30
Slide 31 - Quiz
De playstation kost €400,-. Je krijgt 25% korting, hoeveel moet je nog betalen?
A
€100
B
€200
C
€300
D
€150
Slide 32 - Quiz
Op een zak snoep van €6,00 krijg je 25% korting. Hoeveel kost de zak snoep nog?
A
€1,50
B
€3,00
C
€4,00
D
€4,50
Slide 33 - Quiz
Leerdoel 12:
Ik reken met moeilijkere percentages
Slide 34 - Slide
Een computer kost €500,-. Je krijgt 10% korting, hoeveel kost de laptop nog?
A
€250
B
€400
C
€350
D
€450
Slide 35 - Quiz
Een nieuwe broek kost €40,-. Je krijgt 10% korting, hoeveel moet je nog betalen?
A
€30
B
€35
C
€36
D
€32
Slide 36 - Quiz
Een nieuw spel kost €80,-. Je krijgt 20% korting, hoeveel moet je nog betalen?
A
€70
B
€60
C
€76
D
€68
Slide 37 - Quiz
Een reep chocolade kost €2,00. Je krijgt 20% korting. Hoeveel moet je nog betalen?
A
€1,80
B
€1,60
C
€1,20
D
€1,50
Slide 38 - Quiz
Het zit erop!!
Slide 39 - Slide
More lessons like this
procenten
April 2018
- Lesson with
29 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo g, t, mavo
Leerjaar 1
Procenten 3BBL 2023
November 2023
- Lesson with
19 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
wi M1 H6 par1tm5 herh2
March 2021
- Lesson with
31 slides
Wiskunde
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Procenten
December 2024
- Lesson with
20 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 2
Procenten
February 2025
- Lesson with
20 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 2
Procenten
December 2024
- Lesson with
20 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 2
Procenten
February 2025
- Lesson with
20 slides
Rekenen
MBO
Studiejaar 2
6.2 aantal berekenen
March 2022
- Lesson with
10 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 1