Unit 4: Werkwoord HAVE TO

werkwoord: HAVE TO
In deze les leer je:
1. Wat is de vertaling van het werkwoord 'have to'? 
(Als je nu denkt 'makkelijk, dat is gewoon 'hebben', dan heb je het mis ;p). So, let's find out.
2. Hoe maak je positieve, ontkennende en vragende zinnen met het werkwoord 'have to'?
3. Hoe zet je de woorden in de juiste volgorde in een Engelse zin. Become an English expert :). 

Hoe?
1. Luister naar 'Magic' van Olivia Newton John en maak er een Nederlands Power liedje van.
1. Luister aandachtig naar het filmpje met uitleg. Leer de samenvatting en regels.
2. Maak alle vragen van  deze les. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

werkwoord: HAVE TO
In deze les leer je:
1. Wat is de vertaling van het werkwoord 'have to'? 
(Als je nu denkt 'makkelijk, dat is gewoon 'hebben', dan heb je het mis ;p). So, let's find out.
2. Hoe maak je positieve, ontkennende en vragende zinnen met het werkwoord 'have to'?
3. Hoe zet je de woorden in de juiste volgorde in een Engelse zin. Become an English expert :). 

Hoe?
1. Luister naar 'Magic' van Olivia Newton John en maak er een Nederlands Power liedje van.
1. Luister aandachtig naar het filmpje met uitleg. Leer de samenvatting en regels.
2. Maak alle vragen van  deze les. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Maak een Nederlands tekst voor 'a short power song'
Vertaal daarvoor de volgende 3 zinnen in een mooie Nederlandse song tekst:

1. You have to believe we are magic.
2. . Nothing can stand in our way.
3. . Don't let your aim ever stray.

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

samenvatting: werkwoord  'have to' 
VOORBEELDEN: 
You have to brush your teeth.
She has to brush her teeth.

You don't have to brush your teeth.
She doesn't have to brush her teeth.

Do  you have to brush your teeth?
Does  she have to brush her teeth?
REGELS VOOR +, - en ? ZINNEN: 

 +   have to / has to + hele ww.
 (= nodig zijn / moeten). 

 -   don't / doesn't have to + hele ww.
 (= niet hoeven) 

 ?   Do / Does [onderw.] have to + hele ww
 (= nodig zijn / moeten)

Slide 5 - Slide

I _____ leave at half past three.
A
have to
B
has to

Slide 6 - Quiz

My mum ____ work any more. She’s retired (=met pensioen).
A
hasn't to
B
doesn't have to
C
not have to

Slide 7 - Quiz

Alan ______ work on Sundays.


A
not have to
B
doesn't have to
C
hasn't to

Slide 8 - Quiz

_____ to go to the meeting?
A
Does Laura has
B
Has Laura
C
Does Laura have

Slide 9 - Quiz

Which sentence uses have to incorrectly?
A
My uncle is so rich that he doesn’t have to work.
B
You don’t have to leave yet, it’s only three thirty.
C
Visitors doesn’t have to feed the tigers, it’s dangerous.

Slide 10 - Quiz

I have to wash the dishes
She has to walk the dog
We have to set the table
My parents have to clean the bathroom.
The robot has to vacuum the room
Katie has to make dinner. 

Slide 11 - Drag question

Welke klusjes moet jij thuis doen?
Schrijf 2 zinnen in het Engels over jouw huishoudelijke klussen:
(Gebruik in elke zin het werkwoord 'have to')
a. 1 zin over welke klus jij thuis moet doen.
b. 1 zin over welke klus jij thuis niet hoeft te doen.





Slide 12 - Open question

Sleep de woorden naar de goede plek
Wat is de juiste woordvolgorde in een Engelse zin?
Maak de 8 sleepopdrachten hierna en oefen met woordvolgorde.

REMINDER: Regels voor juiste woordvolgorde  in Engelse zinnen:
  • Wie doet wat waar wanneer.
  • have to direct gevolgd door  hele werkwoord
  • Plaats en tijd achteraan in de zin. 
  • Plaats komt vóór tijd (PvT).

HULPMIDDEL: op de eerstvolgende slide staan de 8 zinnen in het Nederlands.

Slide 13 - Slide

Nederlandse Vertaling van de 8 sleepopdrachten
1. Ik moet veel telefoontjes beantwoorden.
2. Een postbode moet vroeg opstaan.
3. Mijn moeder hoeft niet de vloer te vegen. 
4. Moet jij naar school gaan op een zondag?
5. Ik hoef niet naar huis te gaan na school.
6. De dokter zegt dat ze op een dieet moet
7. Ik moet op school zijn om negen uur.
9. Ik moet zeggen, het was mijn fout.

Slide 14 - Slide

phone
I
answer
calls.
have
to
many

Slide 15 - Drag question

get 
has
early.
up
postman
A
to

Slide 16 - Drag question

sweep
doesn't
My
mother
have
the
to
floor.

Slide 17 - Drag question

have
Do
to
school
go
on
a
Sunday?
you
to

Slide 18 - Drag question

don't
I
to
have
school.
go
home
after

Slide 19 - Drag question

go
she
says
to
has
The
diet.
doctor
on
a

Slide 20 - Drag question

to
be
at
at
school
nine
have
o'clock.
I

Slide 21 - Drag question

have
fault.
I
was
my
to
it
say

Slide 22 - Drag question

Slide 23 - Slide