les 9 /10- stappenplan lezen (algemeen + oriënterend)
Programma
terugblik les
uitleg nieuwe theorie
1 / 31
next
Slide 1: Slide
eMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Programma
terugblik les
uitleg nieuwe theorie
Slide 1 - Slide
terugblik les
vorige les(sen)
- aanwijzend voornaamwoord
- persoonlijk voornaamwoord
- bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
doelen
Aan het einde van de les kun je 4 manieren van lezen noemen.
Aan het einde van de les heb je geoefend met oriënterend lezen.
Slide 4 - Slide
opbouw tekst
Een tekst is in stukjes verdeeld:
~> inleiding - midden - slot
~> alinea's
~> de belangrijkste informatie van een tekst: eerste of laatste zin van elke alinea Elke alinea gaat over een deelonderwerp: een onderdeel van het onderwerp Soms gaan meerdere alinea's over 1 deelonderwerp ~> Deelonderwerp = onderwerp van 1 of meer alinea's
Slide 5 - Slide
Alinea
De tekst is opgebouwd uit meerdere delen.
Deze delen noem je alinea's. Iedere alinea behandelt een deel van het onderwerp= Het deelonderwerp
Een alinea kun je herkennen door een witregel of doordat de tekst inspringt. Je moet dus heel goed naar een tekst kijken om de alinea's te kunnen vinden!
Slide 6 - Slide
4 manieren van lezen
~> Oriënterend lezen
~> Globaal lezen
~> Zoekend lezen
~> Intensief (precies) lezen
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
4 manieren van lezen
Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen
Je kunt een tekst op verschillende manieren aanpakken
Jouw gekozen leesstrategie (leesmanier) is afhankelijk van de type vraag die je krijgt.
Slide 9 - Slide
Stappenplan lezen
STAP 1:
lees ALTIJD eerst de titel
Waar gaat de tekst over? (onderwerp)
Slide 10 - Slide
Wil of moet je verder lezen?
ZO JA?
Dan bepaal je jouw leesstrategie:
oriënterend, globaal, zoeken of intensief
Slide 11 - Slide
Oriënterend lezen
Kun je na deze stappen het onderwerp van de tekst al bepalen?
Slide 12 - Slide
Oriënterend lezen
De titel
De tussenkopjes
De eerste en laatste zinnen
De andersgedrukte woorden
De bronvermelding
De illustraties
Slide 13 - Slide
Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
3
B
4
C
5
D
6
Slide 14 - Quiz
Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 15 - Quiz
Uit hoeveel alinea's bestaat de tekst?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 16 - Quiz
Hoe noem je het eerste deel van een tekst?
A
Kern
B
Middenstuk
C
Slot
D
Inleiding
Slide 17 - Quiz
Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot
Slide 18 - Quiz
Wat is een tussenkopje?
A
Een alinea
B
Een titel van een alinea
C
De titel
D
De bron
Slide 19 - Quiz
Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst
Slide 20 - Quiz
Welke onderdelen van de tekst lees je als je oriënterend leest?
A
De titel, de eerste en laatste zinnen
B
De illustraties
C
Het middenstuk
D
De andersgedrukte woorden
Slide 21 - Quiz
Hoe herken je een alinea?
Slide 22 - Open question
Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord
Slide 23 - Quiz
Bekijk de afbeelding
Wat is het onderwerp?
Slide 24 - Slide
Bekijk de afbeelding
Geeft de afbeelding voldoende informatie als je mee wilt doen?
Slide 25 - Slide
Lees de tekst
Opdracht: Lees de tekst.
Slide 26 - Slide
Wat is het tekstdoel?
Antwoord
Op 5 juli zal Wild in the Streets gehouden worden.
Slide 27 - Slide
Wat is het onderwerp?
Antwoord
Schoenenfabrikant Emerica vraagt dit jaar speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam.
Slide 28 - Slide
Waarom vraagt Emerica speciaal aandacht voor Skatepark Amsterdam?
Antwoord
Gemeente Amsterdam wil het enige indoorskatepark in Amsterdam sluiten.
Slide 29 - Slide
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoekt de website van het pretpark.