11.4 Je lijkt op

Startklaar
Startopdracht
1. Telefoon in de telefoontas.

4. Begin met ‘startopdracht’
2. Zitten volgens plattegrond.
3. Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Je hebt een papiertje gekregen op je tafel

Schrijf hier zoveel mogelijk woorden op die volgens jou met DNA te maken hebben

Onderstreep 3 belangrijke woorden hiervan
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Startklaar
Startopdracht
1. Telefoon in de telefoontas.

4. Begin met ‘startopdracht’
2. Zitten volgens plattegrond.
3. Boek, schrift, agenda en pen op tafel.
Je hebt een papiertje gekregen op je tafel

Schrijf hier zoveel mogelijk woorden op die volgens jou met DNA te maken hebben

Onderstreep 3 belangrijke woorden hiervan

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

11.4 Je lijkt op ...

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Programma
  1. Korte terugblik
  2. Lezen
  3. Korte uitleg van 11.4 - leerdoelen
  4. Aan de slag met je opdrachten en  werkblad 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik 11.3 Zwangerschap
Veranderingen bij baby en moeder
Voor 12 weken noem je het een embryo, na 12 weken noem je het een foetus.
Eerste 12 weken ontstaan alle organen, daarna alleen groei.
De buik van de moeder wordt dikker. 
Door de melkklieren groeien ook haar borsten.
In de baarmoeder
Vruchtwater en vruchtvliezen beschermen de foetus.
Via de navelstreng is de baby verbonden aan de placenta.
In de placenta wisselen moeder en kind voedingsstoffen, zuurstof en afvalstoffen uit.
Nicotine, alcohol en drugs hebben schadelijke gevolgen voor het ongeboren kind.
De bevalling
Indalingsweeën zorgen er rond de 40ste week voor dat de baby klaarligt voor de bevalling.
De bevalling bestaat uit 3 fases: ontsluiting, uitdrijving en nageboorte.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

11.4 Leerdoelen, deel 1
Chromosomen (bron 2 en 3)

  • Je kunt uitleggen wat chromosomen zijn.

  • Je kunt uitleggen dat chromosomen de informatie voor de 'bouwbeschrijving' van een mens (of dier) bevatten.

  • Je kunt benoemen hoeveel chromosomen een menselijke cel bevat(46), 
  •  en dat een eicel en zaadcel de helft daarvan bevatten(23).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


WAT IS DIT?

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Slide 7 - Video

This item has no instructions

Jouw bouwbeschrijving
Lees blz 45 en 46
Ben je klaar? lees tm 49
Bekijk de volgende afbeeldingen op de dia's en beantwoord de vragen

Al klaar? Ga in deze LessonUp en maak de opdrachten - ook in het boek

Slide 8 - Slide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen bestaan uit DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 9 - Slide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Chromosomen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Deze les
We leren: blz 45 - 51

We maken: opdr
4, 5, 6, 7, 10, 11, 14 en 18
Ben je klaar? 
Oefen met de deze LessonUp of de oefenLessonUps

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Waar bevinden zich chromosomen?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Cytoplasma
D
Vacuole

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, 
waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Waarom lijkt je dan op je ouders?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Het aantal chromosomen in een lichaamscel is altijd een even getal
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Een hond heeft 78 chromosomen per celkern. Hoeveel chromosomen hebben zijn geslachtscellen ?
A
78
B
46
C
39
D
156

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

11.4 Leerdoelen, deel 2
Geslachtschromosomen (bron 5)
  • De leerlingen weten dat een jongen een X- en een Y-chromosoom heeft.

  • De leerlingen weten dat een meisje twee X-chromosomen heeft.

  • De leerlingen kunnen uitleggen hoe een zaadcel het geslacht bepaalt.


Slide 20 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Hier zie je een mircoscoopfoto 
van de
chromosomen van een 
meisje en die van een jongen. 
Elk heeft 46 chromosomen. 
Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 21 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
 behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Eicel (23 chromosomen)
De eicel van een vrouw bestaat uit de helft van haar 46 chromosomen. Elk chromosomenpaar is dus opgesplitst.
Haar 23ste chromosomenpaar is XX.
Als je die opsplitst krijg je twee eicellen met beide een X-chromosoom.
Zaadcel (23 chromosomen)
De zaadcel van de man bestaat uit de helft van zijn 46 chromosomen. Elk chromosomenpaar is wederom opgesplitst.
Zijn 23ste chromosomenpaar is XY.
Als je die opsplitst heb je dus één zaadcel met een Y-chromosoom en één zaadcel een X-chromosoom.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met
een X- en een Y-chromosoom: (XY).

Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Slide 28 - Link

This item has no instructions

11.4 Leerdoelen, deel 3
 1. Je kunt uitleggen dat eigenschappen die vastliggen op je chromosomen erfelijk zijn.
2. Je kan benoemen dat soms alleen de aanleg voor een eigenschap erfelijk is.
3. Je kan uitleggen wat een aangeboren afwijking is en waardoor het veroorzaakt wordt.
4. Je kan uit uitleggen wat de oorzaak van het syndroom van down is.
5. Je kan benoemen op welke wijzen een arts de chromosomen van een ongeboren kind kan onderzoeken: vruchtwaterpunctie en vlokkentest
Extra havo leerdoelen:
6. Je kunt uitleggen waaruit chromosomen bestaan.
7. Je kunt uitleggen wat een gen en een allel is.
8. Je kunt uitleggen wat het genotype en fenotype is.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Aangeboren aandoeningen
  • Aangeboren aandoening: een aandoening of ziekte waarmee je geboren wordt. 
  • Erfelijke aandoening: Fout in de chromosomen geërfd van een van de ouders. 
  • Voorbeeld Syndroom van Down:  zij hebben 1 chromosoom extra in hun cellen.



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Chromosomen onderzoeken bij ongeboren baby's :
Vruchtwaterpunctie
De arts zuigt wat vruchtwater uit de baarmoeder op, in dit vruchtwater zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.
Vlokkentest
De arts zuigt cellen uit de placenta, hierin zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Havo stof
 ✔Chromosomen bestaan grotendeels uit DNA
✔ Een gen is een stukje van een chromosomenpaar dat info geeft over een eigenschap.
✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Genotype : de info van beide allelen van een gen.

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Erfelijke eigenschap
Aanleg 

Koppel de eigenschappen
Kort haar
Bruine ogen
Goed in judo
Niet-erfelijke eigenschap

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Kun je dit begrip omschrijven?

Slide 37 - Slide

This item has no instructions