Herhaling H3

• Economie
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Herhaling H4

Wat levert productie op?

Programma

• Herhaling paragraaf 4.1 t/m 4.4 (25 min.)
• Aftekenen (30 min.)

Paragraaf 4.1

Hoe produceren we?

Hoe maakt Bolletje gebruik van de 4 productiefactoren?

Hester verkoopt op de markt gemiddeld 125 belegde broodjes per dag. In totaal geeft ze € 59 uit
aan broodjes, € 81,30 aan beleg en € 7,20 aan boter.

Bereken de kostprijs per broodje.

- € 59 + € 81,30 + € 7,20 = € 147,50.

- € 147,50 : 125 = € 1,18 per broodje. 

Paragraaf 4.2

Wat kost productie?

Paragraaf 4.3

Kun je meer produceren?

Wat is investeren?

Christa koopt een nieuwe bestelauto voor € 19.280. Na vier jaar is de restwaarde € 5.600.

De afschrijving per jaar is …

€ 19.280 - € 5.600 = € 13.680 : 4 = € 3.420 

Hoe maakt Bolletje gebruik van de 4 productiefactoren?

Voorbeeld arbeidsproductiviteit

• Bolletje maakt 10.000 pakken beschuit per dag
• Er zijn 10 machines
• Bereken de arbeidsproductiviteit per dag
  

Paragraaf 4.4

Hoe maak je winst?

Thomas heeft een fietsenzaak. Deze week verkoopt hij 33 fietsen. De gemiddelde verkoopprijs van een fiets is € 690.

Bereken de omzet van deze week.

33 x € 690 = € 22.770.

Simon heeft in zijn winkel deze maand een omzet van € 10.455. Daarnaast had hij de volgende kosten:

- Huur winkelpand: € 1.190
- Verzekeringen: € 240
- Personeel: € 5.539
- Gas en licht: € 350

Bereken de nettowinst.

€ 10.455 - € 1.190 - € 240 € 5.539 - € 350 = € 3.136