1. Hoe laat word je wakker 's ochtends?
2. Wat doe je net nadat je wakker wordt?
3. Wat eet je voor ontbijt?
4. Hoe ga je naar school? (op de fiets, lopend, auto)
5. Wat doe je na school?
6. Wat doe je 's avonds?
7. Hoe laat ga je naar bed?
Eerder klaar? Vertel dan nog meer over je dagelijkse routine en verzin zelf zinnen erbij.
Daar ook mee klaar? Maak dan de opdrachten: 1 t/m 5 op blz. 44 - 45 en opdrachten 11 t/m 18 op blz. 48 - 51