Les 2, Vitale functies, Circulatie (bloeddruk)

Vitale functies
1 / 48
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Vitale functies

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe staat iedereen ervoor?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 2 - Poll

This item has no instructions

Opdracht
Het beoordelen van de ademhaling


1. Wat valt je op bij de ademfrequentie bij verschillende leeftijdsgroepen?
2. Welke vier kwaliteiten van de ademhaling kun je observeren?
3. Beredeneer welke overige observaties kun je doen gericht op de ademhaling?
4. Noteer de afwijkingen in adempatronen en snelheid en beredeneer wanneer je dit tegenkomt in de praktijk.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Wat weet je van Vitale functies?

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Onderwerpen
Ademhaling

Circulatie
Bewustzijn
Temperatuur
(Diurese)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waarom observeren wij de circulatie?
  • Is de circulatie in een situatie normaal of is er iets bedreigends aan de hand.
  • Maar ook de gewone dingen. Kan iemand de inspanning aan? Bijvoorbeeld bij de basiszorg.
  • Als verpleegkundige is het observeren van de circulatie soms van levensbelang.

Echter het beredeneren wanneer iets normaal of abnormaal is behoeft wel wat ervaring en kennis.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Waarom is de circulatie voor ons belangrijk?
A
Verplaatst zuurstof
B
Verplaatst bouwstoffen
C
Verplaatst afweer cellen
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Nu eerst wat anatomie 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bloed dat het hart uitgaat richting de longen is.
A
Zuurstofarm
B
Zuurstofrijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Ons hart is:
A
Een onvermoeibare spier.
B
Een orgaan dat zelf geen zuurstof nodig heeft.
C
Een orgaan dat vermoeid raakt bij inspanning.
D
Een spier die je niet kan trainen en sterker maken.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Opdracht
Teken de bloedsomloop uit. En bedenk alvast wat er mis kan gaan binnen de circulatie.
timer
10:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat kan er mis gaan in de circulatie?

Slide 18 - Mind map

This item has no instructions

Wat kan er nu mis gaan in de circulatie?
Ondervulling
  • (door verlies van bloed, vocht, plasma)
Overvulling 
  • (door toedienen van teveel vocht, bloedproducten)
Relatieve ondervulling 
  • (volume is gelijk maar door extreme vaatverwijding is er een tekort in bijvoorbeeld de centrale circulatie.
Relatieve overvulling 
  • (volume is gelijk maar door een probleem in de circulatie ontstaat er plaatselijk stuwing)
Obstructie in de circulatie.
  • (Bijvoorbeeld door een embolie)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

  • Te hoog boven de 140

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

  • Te hoog boven de 90

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Vragen?
Dit is hoe de bloedsomloop werkt, zijn hier vragen over?
Kijk thuis nog rustig de herhaling van deze stof terug door op deze link te klikken.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Nu de bloeddruk zelf

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
Ga opzoek naar de normaal waarden van een bloeddruk.
Hoe heet het als je een te lage of een te hoge bloedruk hebt?
timer
5:00

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat is een normale bloeddruk voor volwassenen?
A
100/50
B
120/80
C
150/80
D
120/40

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Normaal waarden
Oudere zorgvragers (80+) 160/90 mmHg
Volwassenen 120/80 mmHg
Kinderen 110/60 mmHg
Babys 90/60 mmHG
Schommelingen over de dag!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Bloeddruk (Tensie
De bloeddruk (tensie) is de druk die het bloed uitoefent op de slagaderwanden
Dit meten we in mmHg (millimeters kwik)

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Hoe wordt de bloeddruk beĆÆnvloed in het lichaam?
  • De pompfunctie van het hart
  • De weerstand in de kleine vaten verderop, doordat deze samentrekken of verwijden
  • De elasticiteit van de slagaderwanden
  • Het bloedvolume
  • De viscositeit (stroperigheid) van het bloed.
.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Wat voor externe factoren
kunnen invloed hebben?

Slide 37 - Mind map

This item has no instructions

Hoe heet een bloeddruk van 120/95
A
Hypotensie
B
Hypertensie
C
Orthostatische Hypotensie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Afwijkingen
  • Hoge bloeddruk = hypertensie
de gemiddelde bovendruk hoger of gelijk is aan 140 mmHg en/of de onderdruk hoger of gelijk is aan 90 mmHg (deze waarden gelden voor volwassenen)
Bij mensen van boven de 80 jaar wordt vanaf een gemiddelde bovendruk vanaf 160 mmHg gesproken over een hoge bloeddruk.
Lage bloeddruk = Hypotensie
Orthostatische bloeddruk (lage bloedruk bij opstaan)

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Het meten van de bloeddruk

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Techniek meten
Breng een manchet aan om de linker bovenarm van de zorgvrager. Pomp lucht in de manchet door in een knijpballonnetje te knijpen. De manchet staat in verbinding met een manometer waarop de druk in millimeters kwik wordt weergegeven. Door in het ballonnetje te knijpen, breng je druk aan op de manchet.
Voel bij het oppompen van de manchet tegelijkertijd de pols. Zodra je de pols niet meer voelt, moet je nog verder pompen tot 30 mmHg boven dat punt.
Laat vervolgens, terwijl je luistert, de manchet langzaam (2 mmHg/seconde) leeglopen:
Luister naar de eerst hoorbare hartslag (de systolische druk) en lees de waarde op de manometer af. Blijf de druk verminderen door de pomp een klein stukje open te houden.
Luister naar het moment waarop de harttonen verdwijnen of duidelijk zachter worden (de diastolische druk) en lees de waarde op de manometer af.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Wat gebeurt er bij bloeddruk meten?
Wat hoor je wanneer?
Eerste tik = bovendruk
Laatste tik = onderdruk

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Wat is de bloeddruk?

Slide 44 - Mind map

132/68

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Wat is de bloeddruk?

Slide 46 - Mind map

92/68
Manchet bovenarm
De manchet moet leeg zijn en goed aangelegd (maximaal twee vingers speling).
De breedte van de manchet moet in verhouding staan tot de dikte en de lengte van de bovenarm: hoe dikker de arm, hoe breder de manchet. Bij kinderen gebruik je kleinere manchetten, afhankelijk van de leeftijd.
Geen strakke kleding
Manchet en bloeddrukmeter moeten zich ongeveer op harthoogte bevinden.
Laat de arm liggen met de handpalm naar boven
Gewoonlijk meet je steeds aan dezelfde arm.

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Afronding
Noteer de gemeten waarde in het patiƫntendossier
Bij afwijkingen zo nodig meerdere keren meten en/of overleg met de arts.
Reinig en desinfecteer de stethoscoop en de manchet volgens afspraak.

Slide 48 - Slide

This item has no instructions