This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Rekenen met de mol
Herhalen van par. 2.5
De rekenrace
Nodig bij de les:
- Binas - Je schrift
- Chromebook - Rekenmachine
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de hoeveelheid van een stof in verschillende eenheden omrekenen.
Je kent het verschil tussen de molecuulmassa en de molaire massa.
Je kunt de significantie toepassen bij je berekeningen.
Slide 2 - Slide
Vraag!
Op de volgende dia, is er een cartoon die over een persoon gaat met verschillende gedachten.
Bekijk de cartoon, bespreek met je buurjongen/buurmeisje welke gedachte volgens jullie klopt?
Slide 3 - Slide
Welke gedachte klopt?
timer
2:00
Welke
gedachte is juist?
Slide 4 - Slide
Typ de gedachte die volgens jullie klopt!
Slide 5 - Mind map
Vandaag
Significantie en afronden
Herhalen massa van atomen, moleculen en ionen
De hoeveelheid van een stof
massa <--> volume (via de dichtheid)
massa <--> mol, chemische hoeveelheid (via de molaire massa)
Afsluiting
Slide 6 - Slide
Significantie
Slide 7 - Slide
Significantie
Significantie gaat over het afronden van antwoorden bij berekeningen
Hoe nauwkeuriger je antwoord (meer cijfers), hoe significanter je antwoord
Belangrijk bij alle berekeningen bij scheikunde en natuurkunde!
Slide 8 - Slide
Meetwaarden en telwaarden
Meetwaarden zijn waarden die je kunt meten, bijv. hoe lang je bent of hoeveel water er in de bekerglas zit.
Telwaarden zijn waarden die je kunt tellen, bijv. het aantal leerlingen in de klas of het aantal bekerglazen op tafel.
Telwaarden zijn feiten waarbij iedereen hetzelfde antwoord geeft (als je kan tellen)
Over meetwaarden kunnen discussies ontstaan. Antwoorden kunnen per persoon verschillen.
Slide 9 - Slide
Regels
Bij berekeningen kijk je naar het aantal significante cijfers van waarden die je krijgt in de opgave (dus niet wat jij zelf opschrijft)
Je kijkt hierbij alleen naar meetwaarden.
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
Je hebt 3 bekerglazen met in elk bekerglas 15,5 mL.
3 = telwaarde. Dit getal gebruik je dus niet voor afronden.
15,5 = meetwaarde. Dit getal gebruik je wel voor afronden.
Slide 11 - Slide
Regels optellen/aftrekken
Je kijkt naar het aantal decimalen (cijfers achter komma) van de waarden in de opgave.
Bij afronden gebruik je het aantal decimalen dat het getal met het minst aantal decimalen heeft. Bijvoorbeeld bij molecuulmassa's:
Van waterstofchloride, HCl is= 1,008 + 35,45 = 36,458 u. Dus het antwoord is 36,46 u (afronden op minst aantal decimalen, 2)
3 2 decimalen
Slide 12 - Slide
Er staan twee weegschalen op tafel. Eén weegschaal is echter nauwkeuriger. Pim weegt 3,355 gram zetmeel af. Joost weegt op de andere weegschaal 3,2 gram zetmeel af. Hoeveel gram zetmeel hebben ze samen?
Slide 13 - Open question
Regels vermenigvuldigen/delen
Je kijkt naar het aantal significante cijfers van de waarden in de opgave.
Significante cijfers zijn alle cijfers van een getal, behalve nullen vooraan (nullen achteraan tellen wel mee)
Bij afronden gebruik je het aantal significante cijfers van het getal met het minst aantal significante cijfers heeft.
Slide 14 - Slide
Hoeveel significante cijfers? 3,15
A
2
B
3
Slide 15 - Quiz
Hoeveel signifcante cijfers? 0,10
A
2
B
3
C
1
Slide 16 - Quiz
Wetenschappelijke notatie
Gebruik bij het afronden van je antwoorden de wetenschappelijke notatie (machten van 10)
13999 afronden op 3 sign. cijfers geeft 1,40*104
0,0045 afronden op 2 sign. cijfers geeft 4,5*10-3
Het cijfer voor de komma zit altijd tussen de 1 en 10.
Slide 17 - Slide
Wat is de juiste wetenschappelijke notatie in 3 significante cijfers? 12500
A
1,25*10^4
B
1,25*10^5
C
1,25*10^-4
D
1,25*10^-5
Slide 18 - Quiz
Bereken de molecuulmassa van fosforzuur,
H3PO4
A
97,994 u
B
97,99 u
C
98,00 u
D
98 u
Slide 19 - Quiz
Noteer de ionmassa (+ eenheid) van een magnesiumion