Het oog

Het oog
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het oog

Slide 1 - Slide

Wat moet je weten van het oog?
- Wenkbrauw 
- Wimper 
- Traanklier
- Traanbuis
- Oogspier
- Harde oogvlies
- Hoornvlies
- Vaatvlies
- Iris; met kringspieren en lengtespieren
- Pupil
- Lens ; accommoderen
- Glasachtig lichaam
- Netvlies; met gele en blinde vlek
- Oogzenuw 
- Ligging en functie van staafjes en kegeltjes 

Slide 2 - Slide

Het oog
  • Wenkbrauw => vuil en zweet tegen houden
  • Traanklier      => maakt traanvocht.
  • Traanvocht   => houdt oog vochtig en schoon
  • Ooglid met wimpers => vuil tegen houdena
  • Pupil               => licht doorlaten
  • Iris                   => hoeveelheid licht regelen
  • Oogwit          => is harde oogvlies, geeft stevigheid
  • Traanbuis     => traanvocht afvoeren

Slide 3 - Slide

De onderdelen van het oog 
(oefen gedurende 4 minuten)

Slide 4 - Slide

Harde oogrok
Netvlies
gele vlek
Oogzenuw
Blinde vlek
Glasachtig lichaam
Vaatvlies
Oogspier
Lens
Hoornvlies
Iris

Slide 6 - Slide

Harde oogvlies
Dit is het oogwit. Het is stevig!

Functie:
Beschermen wat in je oog zit.

Slide 7 - Slide

Hoornvlies
Doorzichtig gedeelte van het harde oogvlies (voor de iris).

Functies:
- bescherming
- licht doorlaten


Slide 8 - Slide

Vaatvlies
• Hierin zitten bloedvaatjes 
• Via bloed- alle stoffen die het
oog nodig heeft 
• Voorkant van je oog is het
gekleurd 
• Het gekleurde is de iris 
• Iris-opening = pupil, hier
komt licht doorheen

Slide 9 - Slide

Het oog
Adequate prikkel: licht.

Netvlies--> lichtreceptoren = kegeltjes en staafjes

Netvlies en lens: scherp beeld

Slide 10 - Slide

Netvlies
Gele vlek:
  • Licht op het netvlies
  • Alleen maar kegeltjes

Blinde vlek:
  • Op het netvlies
  • Geen staafjes en kegeltjes --> geen zicht (je ziet niks)
  • De oogzenuw gaat hier het oog uit!


Slide 11 - Slide

Staafjes
  • Zwart, wit en grijstinten zien
  • Je ziet contrast met de staafjes
  • Weinig licht nodig
  • Verspreid over je netvlies
  • Niet in de gele vlek
  • Niet in de blinde vlek

Kegeltjes
  • Kleuren zien (blauw, rood, groen)
  • Meer licht nodig
  • Alleen in en rond de gele vlek (netvlies)
  • Niet in de blinde vlek

Slide 12 - Slide

Pupilreflex

Slide 13 - Slide

Accommoderen
Het platter en boller maken van de ooglens wordt accommoderen genoemd.
Accommoderen gebeurt door de kringspier, accommodatiespier.

Als je dichtbij kijkt is de lens bol
Als je ver weg kijkt is de lens plat

Slide 14 - Slide

In welke laag liggen de zintuigcellen van een oog?
A
In het vaatvlies
B
In het netvlies
C
In het harde oogvlies

Slide 15 - Quiz

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 16 - Drag question

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 17 - Drag question

Hoe noemen we nummer 3?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 18 - Quiz

Het oog bestaat uit de volgende lagen:
A
harde oogvlies
B
harde oogvlies/vaatvlies/netvlies
C
harde oogvlies/netvlies
D
harde oogvlies/vaatvlies

Slide 19 - Quiz

De buitenste laag van je oog heet
A
Vaatvlies
B
Harde oogvlies
C
Netvlies
D
Pupil

Slide 20 - Quiz

De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies.
A
juist
B
niet juist

Slide 21 - Quiz

Hoe heet onderdeel 10
A
De Iris
B
De Lens
C
De Pupil
D
Het harde oogvlies

Slide 22 - Quiz

Nummer 2 is
A
de lens
B
de pupil
C
het harde oogvlies
D
het hoornvlies

Slide 23 - Quiz

Hoe kan het dat je scherp kunt zien?
A
accomoderen van de lens
B
wijder maken van de pupil
C
accomoderen van het hoornvlies
D
wijder maken van de Iris

Slide 24 - Quiz

Hoe heet het als de lens van vorm veranderd?
A
pupilreflex
B
accomoderen
C
decentraliseren
D
centraliseren

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil? (dit gaat vanzelf)
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex

Slide 26 - Quiz

het boller of platter maken van de lens wordt ook wel... genoemd
A
straallichaam
B
accomoderen
C
accamaderen
D
optiseren

Slide 27 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 28 - Quiz

Welk gedeelte van het harde oogvlies is doorzichtig?
A
Hoornvlies
B
Pupil
C
Vaatvlies
D
Netvlies

Slide 29 - Quiz

Welke onderdeel beschermt het oog doordat het zo stevig is.
A
Pupil
B
Harde oogvlies
C
Iris
D
Netvlies

Slide 30 - Quiz

Het hoornvlies is een deel van het ........
A
netvlies
B
harde oogvlies

Slide 31 - Quiz

20. Het witte gedeelte van het oog heet...
A
het harde oogvlies
B
het hoornvlies
C
het netvlies
D
de pupil

Slide 32 - Quiz

Pietertje loopt in de schemering. Welke zintuigcellen werken?
A
Kegeltjes en staafjes
B
alleen de kegeltjes
C
alleen de staafjes
D
geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 33 - Quiz

Op het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. Wat nemen deze waar?

A
Kegeltjes nemen kleuren waar, staafjes licht
B
Kegeltjes nemen 'normaal' licht waar, staafjes kleuren

Slide 34 - Quiz

Op het netvlies zitten staafjes en kegeltjes. Wat nemen deze waar?
(Twee antwoorden)
A
Kegeltjes nemen kleuren waar
B
Kegeltjes nemen 'normaal' licht waar
C
Staafjes nemen 'normaal' licht waar
D
Staafjes nemen kleuren waar

Slide 35 - Quiz

Wat is de functie van de kegeltjes en staafjes in het netvlies?

Slide 36 - Open question

Licht valt op de staafjes en kegeltjes. Hoe gaat het nu verder?

Slide 37 - Open question

In welk onderdeel van het oog komt licht binnen?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Staafjes en kegeltjes

Slide 38 - Quiz

Hoe heten de zintuigcellen van het oog?
A
staafjes en kegeltjes
B
haakjes en oogjes
C
vegertjes en blikjes
D
pionnen en balletjes

Slide 39 - Quiz

De gele vlek is de plaats waar...
A
De verhouding kegeltjes en staafjes gelijk zijn zodat je een helder beeld hebt
B
de meeste staafjes zitten en waar je dus het best contouren kan zien
C
de meeste kegeltjes zitten en waar je dus het best kleur kan zien
D
de plaats waar geen kegeltjes en geen staafjes zijn, je ziet dan vooral geel

Slide 40 - Quiz

lens
iris
netvlies
zenuw

Slide 41 - Drag question