Herhaling

De middeleeuwen in vogelvlucht
1 / 27
next
Slide 1: Slide
geschiedenisSecundair onderwijs

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

De middeleeuwen in vogelvlucht

Slide 1 - Slide

1. Hofstelsel 
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp. Later ook in een donjon, een soort kasteel.

Slide 2 - Slide

Hofstelsel (2)
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.

Slide 3 - Slide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Hofstelsel?
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 4 - Slide

2. De Standenmaatschappij: De drie standen

Slide 5 - Slide

3. Feodaliteit
Leenstelsel: contract tussen leenheer en leenman of vazal.
De vazal belooft trouw aan de leenheer en krijgt in ruil meestal een stuk grond of leen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Samenvattend:
Pacht/herendienst?
Pacht betalen: deel van de oogst
Herendiensten: Klusjes voor de edelman uitvoeren
  • Samenvatting

  1. Hofstelsels
  • Om op het domein van een heer te mogen wonen moesten de boeren iets teruggeven: pacht betalen en uitvoeren van herendiensten
  • De horige boeren hadden de minste rechten: gebonden aan de grond (half-slaven?)
  • Omdat er bijna geen handel was moesten de boeren op het domein alles zelf maken: Zelfvoorzienend!
2. Standenmaatschappij:
  • Eerste stand - geestelijken - oratores (bidders)
  • Tweede stand - adel of bellatores (de vechters)
  • Derde stand - boeren/later handelaars, gilden, ambachten, rest
3. Feodale systeem:
Contract tussen leenheer en leenman of vazal 

Slide 8 - Slide

Late Middeleeuwen- 1000-1500


  •     Bevolking groeit
  •   Er ontstaan steden
  • Er komt meer handel
  • Geld komt weer terug
  • Macht van de steden neemt toe
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 9 - Slide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Ontginningen

Slide 10 - Slide

DRIESLAGSTELSEL
  • Land verdeeld in 3 stukken:
  1. Elk jaar ander gebruik.
  2. Elk jaar doorwisselen. 
  • Goed voor de grond!
  • Gewassen groeiden beter. 

Slide 11 - Slide

IJzeren ploeg, paard
& hals-juk

Ontginnen

Slide 12 - Slide


Steden ontstaan
  • Handelaren komen vaak op dezelfde plek: om te overwinteren en hun spullen op te slaan.
  • Deze plekken liggen op een goede plek: kruispunten van wegen en/of rivieren, meestal in de buurt van een kasteel of klooster
  • Op deze plekken waren vaak al jaarmarkten
  • Langzaam ontstaan hieruit nederzettingen, die uitgroeien tot steden.

Slide 13 - Slide

De stedelingen worden rijk en machtig 
De stedelingen = handelaars en ambachtslieden krijgen van de graaf meer vrijheden opgetekend in de stadskeure.
Binnen de steden komen handelaars en ambachtslieden in conflict.
De stad wordt geleid door de stedelijke burgerij
Het stadsproletariaat (een groot deel van de stedelingen) werkt voor hen en is arm.

Slide 14 - Slide

Vraag: 
kijk naar de bevolkingspiramide. Welk nieuw element zie in vergelijking met de Middeleeuwen?

antwoord: de burgers!
wie zijn de patriciërs?
de stedelijke elites die hun rijkdom haalden uit grootgrondbezit en handel
Stadsbestuur werd aangesteld door de adel
Stadsbestuur: dit zijn de schout en schepenen (een burgemeester kwam dikwijls pas later, maar waren soms al aanwezig) - de burgerij kon soms zelf zijn schepenen aanstellen, in dit geval was de scout de tussenpersoon van de graaf.

Slide 15 - Slide

Van leerling 
tot meester
  • De deken leidt de vereniging
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Inspraak
In vele steden krijgen de vertegenwoordigers van de ambachtsgilden in de 14e eeuw inspraak. Soms moesten ze er letterlijk voor vechten.
Ze krijgen vertegenwoordigers in de verschillende bestuursraden - vaak zijn het de rijke meesters die enkel aan zichzelf denken en gaan samenwerken met de patriciërs (rijke handelaars)
Ambachten - oplossingen.
ABC
DEF

A: Brouwer
B: Kleermaker
C: Wevers
D: Bakkers
D: Barbiers
E: Koperslagers

Slide 16 - Slide

Jaarmarkten en steden stimuleren de handel
  • De meeste steden hadden een plein, waarop markten werden gehouden.
  • De Italiaanse steden zoals Venetië en Genua voeren handel op de Middellandse Zee
  • Zij brengen (luxe)producten naar Europa
  • In Vlaamse en Brabantse steden: lakennijverheid - Italianen komen tot deze steden om ze te kopen en verder te verspreiden over het Middellandse Zeegebied.
  • Vanaf ongeveer 1150 ontmoeten ze elkaar op de jaarmarkten in de Champagnestreek. De markten groeien uit tot internationale handelscentra.
  • In elke stad verenigen de handelaars zich in een gilde.
  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 17 - Slide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in België waren onder andere Brugge en Gent lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 18 - Slide

In de 11de ontaardt het conflict tussen het christendom en de islam in een Heilige oorlog




  • Paus Urbanus roept op het Concilie van Clermont in 1095  de christenen uit Europa op om hun geloofsbroeders in het Oosten te helpen in hun strijd tegen de Turken.
  • doel: Bevrijden van het Heilig Land Palestina van de moslims


Godsdienstig motief
De kruisvaarders gebruiken het woord kruistocht niet.
Voor hen is de tocht een bedevaart: door hun deelname doen zij boete voor hun zonden en verdienen zij zo de hemel.

Slide 19 - Slide

Gevolgen van de kruistochten
  • Gezag van de paus is versterkt
  • Economie wordt nog internationaler: Genua en Venetië
  • Westen leert de Arabische cultuur beter kennen 
  • Kruistochten roepen vandaag nog emotionele reacties op

Slide 20 - Slide

Van Mekka naar Medina
622

  • Mohammed vlucht naar Medina
  • Dit is het begin van de islamitsche jaartelling, de hedjra
  • In deze stad woonden veel joden en christenen, ook zij geloven in één god (monotheïsme).
  • Mohammed, die zich profeet van Allah noemde, kreeg veel aanhangers. 
  • Zij noemden zich moslims en hun godsdienst de islam.

Slide 21 - Slide

Verspreiding van de islam
Vanaf 632

  • Na de dood van Mohammed (632) veroveren zijn opvolgers, kaliefen, grote delen van het Midden-Oosten en Noord-Afrika
  • De meeste mensen in deze gebieden worden moslim - in theorie op Arabisch schiereiland: enkel de islam toegestaan
  • Toen de Arabieren ook een groot deel van Spanje en Portugal veroverden, grensden het Frankische Rijk en het Arabische Rijk aan elkaar. 
  • Hier kunnen groepen zoals christenen en joden redelijk vrij hun geloof beleven (mits belasting). Anderen krijgen de keuze: bekeren of dood (maar in praktijk toch dikwijls dezelfde rechten als christenen en joden)
2. De Arabieren stichten een groot wereldrijk

Slide 22 - Slide

Slag bij Poitiers
732

  • Franken en Arabieren vielen regelmatig elkaars gebied binnen.
  • In 732 vochten hun legers bij de Franse plaats Poitiers. 
  • Karel Martel, de grootvader van Karel de Grote, leidde de Franken. 
  • Zijn leger was groter en zijn soldaten kenden het terrein vochten.
  • De Arabieren werden verslagen en zouden nooit meer zo ver noordelijk komen.

Slide 23 - Slide

Synthese
Christenvervolgingen: Het christendom is niet toegelaten en gelovigen worden gedood.
Godsdienstvrijheid: je mag je geloof zelf kiezen.
Staatsgodsdienst: Het geloof is verplicht in het volledige rijk.
Door de Germaanse invallen viel het West-Romeinse Rijk. De Germanen brachten hun eigen godsdienst mee, daardoor daalde de populariteit van het christendom.
Vanaf 500 laten Germaanse koningen zich dopen. Daardoor groeit het christendom opnieuw. Germaanse koningen hadden geletterde geestelijken nodig om mee te helpen in het bestuur.
Missionarissen bekeerden de Germanen. Dit gebeurde slechts oppervlakkig, waardoor de Germanen in hun eigen goden bleven geloven. De Kerk loste dit op door heidense gewoonten in een christelijk jasje te steken.

Slide 24 - Slide


Invloed van Kloosters

Middeleeuwen: periode van onzekerheid
--> behoefte aan leven in ascese (in afzondering)
Alleen in afzondering (kluizenaars) 
  • Woestijnvaders / pilaarheilige

In groepsverband in afzondering (Kloosters) 
  • Onder leiding van een abt 
  • Leven in dienst van het geloof 
  • Voorschriften voor kloosterleven (bijv. Regel van Benedictus)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

In de steden ontstaan universiteiten 
Onderwijs voor de 11e-12e eeuw
Belangrijk vak: godsdienst
Onderwijs vanaf de 11e-12e eeuw
Soort van onderwijs: meer praktisch voor de handel en het bestuur
Universiteiten zorgen voor geleerden. 
3 kenmerken van een middeleeuwse universiteit:
1. de lessen worden in het Latijn gegeven
2. zeven vrije kunsten staan centraal
3. de meeste studenten studeren enkel artes

Slide 27 - Slide