Duits week 1 - oefenen met signaalwoorden

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Üben mit ......

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 1

1. daher
2. nähmlich
3. wegen
4. wenn

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 2

1. auch
2. daneben
3. oder
4. und

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 3

1. aber
2. doch
3. obwohl
4. statt

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 4

1. Außerdem
2. Auch
3. daneben
4. oder

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 5

1. also
2. auch
3. oder
4. weil

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 6

1. auch
2. kaum
3. manchmal
4. regelmäßig

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 7

1. besonders
2. sogar
3. so
4. wie

Welke functie heeft het  signaalwoord bij nummer 8?

1. denn = reden
2. denn = tegenstelling
3. denn = tijd
4. denn = voorbeeld

Welke functie heeft het signaalwoord bij nummer 9?

1. Und = conclusie
2. Und = hoeveelheid
3. Und =oorzaak
4. Und = opsomming

Welke functie heeft het signaalwoord bij nummer 10?

1. Aber = reden
2. Aber = tegenstelling
3. Aber = tijd
4. Aber = voorbeeld

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 11?

1. aber
2. als
3. wenn
4. denn

Welk signaalwoord ontbreekt er bij nummer 12?

1. aber
2. ob
3. oder

Welke functie heeft het signaalwoord bij nummer 13?

1. Denn = reden
2. Denn = tegenstelling
3. Denn = tijd
4. Denn = voorbeeld

Kies de vertaling van het signaalwoord bij nummer 14?

1. dass = dat
2. dass = doordat

Kies de vertaling van het signaalwoord bij nummer 15?

1. vor allem = voor iedereen
2. vor allem = vooral

Kies de vertaling van het signaalwoord bij nummer 16?

1. nicht nur = niet alleen
2. nicht nur = aan de ene kant

Aus welchem Grund arbeitet Hannah lieber im Wildtierpark als im Tierschutzverein? (Absatz 1)

1. Im Tierschutzverein bekam sie immer nur einen Jahresvertrag
2. Im Tierschutzverein war ihr die Verantwortung zu groß
3. Im Wildpark gibt es mehr Vortbildungsmöglichkeiten
4. Im Wildpark ist sie mehr mit praktischen Sachen beschäftigt

''für die man übrigens nicht allzu empfindlich sein sollte'' (Absatz 2) Wieso nicht?

1. Die Arbeit findet unter allen Wetterbedingten draußen statt
2. Die Arbeit ist körperlich sehr schwer
3. Man muss den Umgang mit Tierleichen ertragen
4. Man muss manchmal kranke Tiere per Hand nähren

Wat vindt Hannah het mooiste onderdeel van haar werk? (alinea 2)

1. helpen bij het snijden van de hoeven
2. het verzorgen van een dier als het ziek is
3. assisteren bij de bevalling van een geit

Welche Aussage stimmt mit dem 3.Absatz überein?

1. Hannah findet Besucher bei ihrer Arbeit manchmal lästig
2. Hannah führt ab und zu Besuchergruppen durch den Wald
3. Hannah lässt Besucher manchmal selber füttern
4. Hannah mag den Umgang mit Besuchern

Welche Überschrift passt zum 4.Absatz ?

1. Aus negativen Erfahrungen kann man nur lernen
2. Ein neuer Beruf für Hannah
3. Noch Ausbildungsstellen zum Tierpfleger verfügbar
4. Worauf es ankommt und womit man rechnen muss

einde van de toets

lever de toets in