07-02 Grammar hfd 3 herhaling

   
  • Wij luisteren aandachtig naar elkaar 
  • Mobiel staat op stil en blijft in je tas
  • Lesboek en laptop dicht op tafel
  • Bij vragen handen opsteken
  • Rode kaart in de lucht? Dan is iedereen stil


1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

   
  • Wij luisteren aandachtig naar elkaar 
  • Mobiel staat op stil en blijft in je tas
  • Lesboek en laptop dicht op tafel
  • Bij vragen handen opsteken
  • Rode kaart in de lucht? Dan is iedereen stil


Slide 1 - Slide

By the end of this class:
  1. You have a better understanding of chapter 3 grammar.
  2. You can use chapter 3 grammar correctly     

Slide 2 - Slide

Lesson plan
  • Recap (herhaling) grammar of chapter 3
  • Practice grammar interactively (interactief)
  • Discuss reading test 
  • GS t/m Countries & Cultures nakijken
  • Opgave F t/m H maken
  • Ending class/homework

Slide 3 - Slide

Chapter 3 grammar
  1.  Some and any
  2. Plurals (meervoud)
  3. Future tense for plans and arrangements
  4. Demonstrative pronouns: this, that, these, those

Slide 4 - Slide

to be +
(not) going to
 + hele werkwoord
positive

I
am
going to
call
you later this week.
She
is
going to
visit
family in England.
We
are
going to
watch
a movie tonight.
negative
I
am
not going to
invite
a lot of people to my party.
They
aren't
(are not)
going to
buy
gifts for everyone.
Future for plans and arrangements 

Slide 5 - Slide

Some and any (onbepaalde voornaamwoord)
Some en any betekenen allebei wat / een enkele / een paar.
Wat?
Wanneer?
Voorbeeld
Some
- In een normale (bevestigende) zin
-Bij vragen met definitief ja als antwoord
- I've met some
  interesting people.

- Can i have some water?
Any
- In de meeste vragen
- In ontkennende zinnen (met "not")
- Do you have any                  questions?
- They did not make any         mistakes.

Slide 6 - Slide

Demonstrative pronouns (aanwijzend voornaamwoord)
Used: to talk about specific things or people.
(dit, dat, die, deze)

Singular
Plural
Nearby (vlakbij)
this

these

This book over here belongs to me and that book over there is hers.
Further away (verder weg)
that
those
Those are beautiful flowers in her yard. 

Slide 7 - Slide

Plurals 
+s
1 car
2 cars
medeklinker +o
1 tomato
2 tomatoes
eindigt met s,x,z of ch
1 match
2 matches
eindigt met f of fe
1 shelf
2 shelves
medeklinker + y
1 baby
2 babies
onregelmatige zelfstandig nw
1 foot
2 feet
onveranderd
sheep
sheep

Slide 8 - Slide

2

Slide 9 - Video

01:12
They are talking about events happening in the.........?
A
past
B
I don't know
C
present
D
future

Slide 10 - Quiz

01:12
Why is the future tense (toekomst tijd) used?

Slide 11 - Open question

Hoe vorm je de "future tense for plans and arrangements"?
A
am/are/is + going to
B
was/were+ going to
C
going to+ ww
D
am /are/is +going to+ ww

Slide 12 - Quiz

Which sentence is in future tense for plans and arrangements?
A
He played football yesterday.
B
I'm going to play football on Saturday.
C
I am playing football.
D
He plays football every monday.

Slide 13 - Quiz

Future tense:
We ________ on Saturday. (study)
A
are going to study
B
studied
C
is going to study
D
am going to study

Slide 14 - Quiz

Choose the correct form for the future tense for plans.

I ______ my sister in December. (see)
A
saw
B
am going to see
C
have seen
D
is going to see

Slide 15 - Quiz

What are your plans for next weekend?
(use the future tense)

Slide 16 - Open question

Put the facts of some and any in the correct box.
Some
Any
Negative sentences
Positive sentences
Questions with yes answers
Most questions

Slide 17 - Drag question


What do some and any mean?
A
een beetje en minder
B
klein beetje en veel
C
een enkele, een paar
D
ik weet het niet

Slide 18 - Quiz

I don't have ____ sugar left. I'll go and borrow _____ from the neighbour.
A
some / some
B
any / some
C
some / any
D
any / any

Slide 19 - Quiz


I will get us _____ popcorn.
A
some
B
any

Slide 20 - Quiz


We haven't got ______ oranges at the moment.
A
any
B
some

Slide 21 - Quiz

What is plurals in Dutch?

Slide 22 - Open question


What is the plural of penny?

Slide 23 - Open question


What is the plural of key?

Slide 24 - Open question


What is the plural of quiz?

Slide 25 - Open question


What is the plural of tooth?

Slide 26 - Open question


What is the plural of child?

Slide 27 - Open question


what is the plural of scarf?

Slide 28 - Open question

What is the plural of potato?

Slide 29 - Open question

What is the plural of photo?

Slide 30 - Open question

When do you use Demonstrative pronouns?

Slide 31 - Open question

What are the 4 demonstrative pronouns?

Slide 32 - Open question

Fill in the correct demonstrative pronoun.
Are ..... your pencils here?

Slide 33 - Open question

Choose the correct demonstrative pronoun.

I like _____ mobile over here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 34 - Quiz

Choose the correct demonstrative pronoun.

Can you give me _____ glass over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 35 - Quiz

Choose the correct demonstrative pronoun

Look at _____ shoes over there!
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 36 - Quiz

Choose the correct demonstrative pronoun


I love ____ biscuits here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 37 - Quiz

Bespreking

Slide 38 - Slide

Opgaven nakijken
Wat: opgaven GS t/m countries & cultures nakijken
Hoe: Groepjes van 4, van elkaar nakijken.
         Per onderdeel daarna uitwerkblad omwisselen met andere groep.
Tijd: 10 minuten (nakijktijd)
Klaar:  Werken aan de andere opgaven F t/m H of mini so

Slide 39 - Slide

Wat is zelfstandigwerken?
Afspraken met elkaar:
- opgaven individueel maken      - respectvol om gaan met elkaar
- rustig en in stilte                             - niet heen en weer lopen
-actief mee doen

Slide 40 - Slide

Check in duo's
Wat: opgave individueel maken
           antwoord met partner naast je bespreken/uitleg
Afspraken:
- zachtjes met elkaar antwoord bespreken     - niet heen en weer lopen
- actief mee doen                                                         - respectvol om gaan met elkaar


Slide 41 - Slide

Wat: maak de opgaven volgens je planning F t/m H
Hoe: zelfstandig of met check in partner
Hulp: docent of uitleg in boek


Slide 42 - Slide

Afsluiting/huiswerk
  • Zijn de lesdoelen bereikt? Wat heb je geleerd?
- future tense form?
- Voeg je 's achter het meeste woorden?
  • Vragen?
  • Huiswerk: Opgaven afmaken, grammatica hfd 3 bestuderen.
  • Volgende les: herhaling present simple en present continuous.

                               




Slide 43 - Slide