herhaling stof hele jaar

Herhaling eindtoets
1 / 45
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling eindtoets

Slide 1 - Slide

Wat betekent de Renaissance?
A
(weder)geboorte van de klassieke Oudheid
B
(weder)geboorte van de Middeleeuwen
C
Periode tussen de Oudheid en Middeleeuwen
D
Periode voor de Oudheid

Slide 2 - Quiz

Renaissance --> welk tijdvak?
A
Tijdvak 5 ontdekkers & hervormers
B
Tijdvak 6 regenten & vorsten

Slide 3 - Quiz

Wie was de grondlegger van het humanisme?
A
Luther
B
Calvijn
C
Erasmus
D
Karel V

Slide 4 - Quiz

Het humanisme hoort bij de Renaissance omdat...
A
Het de mens centraal stelt
B
Het in dezelfde tijd tot ontwikkeling komt
C
Het uitgaat van memento mori
D
Erasmus in Italië is geweest

Slide 5 - Quiz

Reformatie is ...
A
Het oprichten van een nieuw geloof
B
De scheiding binnen de protestantse kerk
C
De scheiding binnen de katholieke kerk
D
De scheiding binnen de christelijke kerk

Slide 6 - Quiz

Waardoor verspreidde de Reformatie snel over Europa?


A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 7 - Quiz

Een brief om in de hemel te komen is een...
A
Privilege
B
Aflaat
C
Inquisitie
D
Banvloek

Slide 8 - Quiz

Waar was Luther zo op tegen bij de katholieke kerk? (meerdere mogelijk)
A
De 95 stellingen
B
de Bijbel
C
Getrouwde geestelijken
D
Streven naar macht en geld

Slide 9 - Quiz

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
Negentigjarige Oorlog
B
Zeventigjarige Oorlog
C
Tachtigjarige Oorlog
D
Zestigjarige Oorlog

Slide 10 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse Opstand?
A
Centralisatie.
B
Kettervervolgingen.
C
Reformatie.
D
Armoede.

Slide 11 - Quiz

De leider van de Nederlandse Opstand was...
A
Jan Pieterszoon Coen
B
Maurits van Oranje
C
Johan de Witt
D
Willem van Oranje

Slide 12 - Quiz

Wat is een gevolg van de Nederlandse Opstand?
A
De Beeldenstorm
B
De strenge vervolging van protestanten
C
De centralisatiepolitiek van de Spaanse koningen
D
De Unie van Utrecht

Slide 13 - Quiz

Wie zou er waarschijnlijk eens zijn geweest met de Nederlandse opstand?
A
Luther
B
Calvijn
C
Allebei
D
Geen van tweeën

Slide 14 - Quiz

De Nederlandse Opstand eindigde in...
A
1600
B
1640
C
1648
D
1658

Slide 15 - Quiz

Met welk doel ging Columbus op reis?

Columbus ging via de ....... naar India
A
noordelijke route
B
oostelijke route
C
zuidelijke route
D
westelijke route

Slide 16 - Quiz


Wat zijn gevolgen van de reis van Columbus?
A
Grote delen van Amerika werden Portugees
B
Veel indianen gingen in Spanje wonen
C
Veel indianen stierven door ziektes die Europeanen meebrachten
D
Steeds minder Europeanen gingen naar Amerika

Slide 17 - Quiz

Wanneer 'ontdekte' Columbus Amerika? In dienst van welk land deed Columbus dat?
A
1493 in dienst van Spanje
B
1492 in dienst van Portugal
C
1499 in dienst van Italie
D
1492 in dienst van Spanje

Slide 18 - Quiz

Wie was Bartolomé de Las Casas?
A
Spaanse Priester die opkwam voor de Indianen
B
Portugese kolonist die grote plantages met slaven had.
C
Eerste stadsbestuurder van Mexico
D
Eerste die van cacaoboter chocolade maakte.

Slide 19 - Quiz

Op de afbeelding zie je de "driehoekshandel" De ... dreef deze handel
A
VOC
B
VIC
C
WOC
D
WIC

Slide 20 - Quiz

Wat is het Absolutisme?
A
De afscheiding van de protestantse kerk van de Katholieke kerk
B
Een regeringsvorm waarbij de vorst alle macht heeft, de macht heeft hij gekregen van God en alleen God mag over hem oordelen.
C
Een strijd tussen de Duitse Keizer en de Paus over wie bischoppen mocht benoemen.
D
Een bestuursvorm waarbij de koning zijn rijk vanuit een centraal punt wilt besturen.

Slide 21 - Quiz

Wat was de bijnaam van Lodewijk XIV?
A
De kleine keizer
B
De zonnegod
C
De zonnekoning
D
Lodewijk de Vrome

Slide 22 - Quiz

Waarom werd Lodewijk XIV de zonnekoning genoemd?
A
Het was een stralend en zonnig persoonlijkheid
B
Hij dacht dat hij van de zonnegod afstamde
C
Hij vergeleek zich met de zon: Stralend middelpunt
D
Hij had zich uitgeroepen tot Koning van de Zon

Slide 23 - Quiz

In de tijd van Lodewijk XIV was er godsdienstvrijheid in Frankrijk.
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Wat voor geloof verbood Lodewijk XIV?
A
Het protestantisme
B
Het katholicisme
C
De Islam
D
Het Christendom

Slide 25 - Quiz

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen in de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 26 - Quiz

Industriële Revolutie
wat klopt niet?
A
betekent dat handenarbeid wordt vervangen door machines
B
betekent dat huisnijverheid vervangen wordt door fabrieksarbeid
C
leidde tot minder welvaart
D
leidde tot de sociale kwestie

Slide 27 - Quiz

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedsoverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was

Slide 28 - Quiz

Wat is de industriële revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 29 - Quiz

Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

Slide 30 - Quiz

Tussen 1800 en 1900 begint de industriële revolutie. In welk land begon die industriële revolutie?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 31 - Quiz

Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

Slide 32 - Quiz

Abolitionisme is
A
Een ziekte die veel slaven kregen
B
Het discussieren over "zwarte piet"
C
Het in opstand komen van de slaven (Tula)
D
Het streven naar afschaffing van slavernij

Slide 33 - Quiz

Abolitionisme betekent:
A
Slavernij
B
Gelijkheid
C
Mensenrechten
D
Afschaffing slavernij

Slide 34 - Quiz

Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij?
De verschijning van het boek was een........
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij

Slide 35 - Quiz

Wat heeft Uncle Tom’s Cabin te maken met de afschaffing van de slavernij?

De verschijning van het boek was een....
A
directe oorzaak van de afschaffing van de slavernij.
B
gevolg op korte termijn van de afschaffing van de slavernij.
C
gevolg op lange termijn van de afschaffing van de slavernij.
D
indirecte oorzaak van de afschaffing van de slavernij.

Slide 36 - Quiz

Wat betekent 'abolitionisme'
A
Een koning die alle macht heeft
B
Beweging tot het behouden van slavernij
C
Beweging tot afschaffing van slavernij
D
Beweging tot het afschaffen van koloniën

Slide 37 - Quiz

Welke zin is onjuist?
A
Christenen waren tegenstanders van slavernij, want de Bijbel verbiedt het.
B
De verlichting gaf aanleiding tot de afschaffing van de slavernij.
C
Het abolitionisme streefde naar afschaffing van zowel slavernij als slavenhandel.
D
Slavernij is ontstaan in de oudheid, de Europeanen hebben het dus niet bedacht.

Slide 38 - Quiz

Waarom was de verlichting van belang voor de afschaffing van de slavernij?
A
Omdat de koning alle macht had
B
Omdat alle mensen gelijk geboren zijn
C
Omdat ze slavernij goed vonden
D
Omdat de verlichting door veel slaven werd gebruikt.

Slide 39 - Quiz

Waarom waren de zuidelijke staten tegen afschaffing van de slavernij?
A
Ze vonden dat slaven geen mensen waren
B
Ze waren tegen natuurrechten voor slaven.
C
De plantages zouden failliet gaan.
D
De slaveneigenaren waren bang voor een slavenoorlog.

Slide 40 - Quiz

Aan welke revolutie maakte Napoleon een einde?
A
Bataafse Revolutie
B
Amerikaanse revolutie
C
Franse Revolutie
D
Industriële revolutie

Slide 41 - Quiz

Door welke revolutie zal Joan Derk van der Capellen tot den Pol vooral geïnspireerd zijn?
A
De Franse Revolutie
B
De Bataafse Revolutie
C
De Amerikaanse Revolutie
D
De Nederlandse Opstand

Slide 42 - Quiz

Wat was een oorzaak van de Amerikaanse Revolutie?
A
Het eigen bestuur van de kolonies werd afgepakt
B
Amerikanen wilden geen belasting betalen
C
George Washington pleegde een staatsgreep

Slide 43 - Quiz

Hoe noem je het als alle macht bij een vorst ligt?
A
Absolutisme
B
Monarchie
C
Verlichting
D
Liberalisme

Slide 44 - Quiz

Welke filosoof uit de Verlichting vindt dit?
Het volk mag de koning afzetten!
A
Voltaire
B
John Locke
C
Charles Montesquieu
D
Jean Jacques Rousseau

Slide 45 - Quiz