BS 8: Huishouden met beleid

kernbegrippen
Uitgaven: gezinsuitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten,
reserveringsuitgaven, kleine persoonlijke uitgaven
Overzicht: inkomsten, overzicht van inkomsten en uitgaven, tekort, extra
inkomsten, lenen, bezuinigen, overschot, spaargeld
Begroten: begroting, begroten
Kleedgeld: kleedgeld, berekenen
Rechten en plichten: consument, koopovereenkomst, bestelbon, kassabon,
Garantie: deugdelijk product, garantie, garantiebewijs
Veilig klussen: klussen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
mens en natuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

kernbegrippen
Uitgaven: gezinsuitgaven, huishoudelijke uitgaven, vaste lasten,
reserveringsuitgaven, kleine persoonlijke uitgaven
Overzicht: inkomsten, overzicht van inkomsten en uitgaven, tekort, extra
inkomsten, lenen, bezuinigen, overschot, spaargeld
Begroten: begroting, begroten
Kleedgeld: kleedgeld, berekenen
Rechten en plichten: consument, koopovereenkomst, bestelbon, kassabon,
Garantie: deugdelijk product, garantie, garantiebewijs
Veilig klussen: klussen

Slide 1 - Slide

Huishoudelijke uitgaven......

A
zijn grote uitgaven die je voor je huis uitgeeft: bv. verf
B
uitgaven die je bijna elke dag doet: bv voor voedingsmiddelen
C
zijn grote uitgaven die je regelmatig terugkomen : bv huur
D
kleine uitgaven die je voor jezelf doet

Slide 2 - Quiz

Reserveringsuitgaven ......

A
zijn grote uitgaven die je maar af en toe doet: bv winterjas
B
uitgaven die je bijna elke dag doet: bv voor voedingsmiddelen
C
zijn grote uitgaven die je regelmatig terugkomen : bv huur
D
kleine uitgaven die je voor jezelf doet

Slide 3 - Quiz

Vaste lasten........

A
zijn grote uitgaven die je maar af en toe doet: bv vakantie
B
uitgaven die je bijna elke dag doet: bv voor voedingsmiddelen
C
zijn grote uitgaven die je regelmatig terugkomen : bv energie rekening
D
kleine uitgaven die je voor jezelf doet

Slide 4 - Quiz

1.Een bestelbon is een schriftelijk bewijs van een
koopovereenkomst.

2. Ruilen is een recht, geen gunst.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 5 - Quiz

1. Ali heeft gezegd: “Ik wil het kopen.” Nu is hij verplicht om het
te kopen.

2. 'Deugdelijk' betekent dat een product voldoet aan wat je
ervan mag verwachten.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 6 - Quiz

1.Als van je nieuwe schoenen binnen een week de zolen
loslaten, moet de winkelier de reparatie betalen.

2.Als je spijt hebt van een aankoop, moet de winkelier je je
geld teruggeven.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 7 - Quiz

1. Een nieuwe auto hoort bij de vaste lasten.

2. Eten hoort bij de huishoudelijke uitgaven.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 8 - Quiz

1. Sparen doe je vooral voor reserveringsuitgaven, bijvoorbeeld

voor de vakantie.

2. De gasrekening hoort bij de huishoudelijke uitgaven.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 9 - Quiz

1

Slide 10 - Video

Heb je deze les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

01:02
Wat is een budget?

Slide 12 - Open question