Grammar Recap Thema 3

Welcome M2C
1 / 26
next
Slide 1: Slide
ENGLISHMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome M2C

Slide 1 - Slide

1. In welke tijd staat deze zin?

Ilias loves his dog.
A
Present simple
B
Past simple

Slide 2 - Quiz

2. In welke tijd staat deze zin?

George went to the grocery store.
A
Present simple
B
Past simple

Slide 3 - Quiz

3. In welke tijd staat deze zin?
I walked to work this morning.
A
Present Simple
B
Past Simple

Slide 4 - Quiz

4. In welke tijd staat deze zin?
I am learning how to repair trucks.
A
Present simple
B
Past Simple
C
Future
D
Continuous

Slide 5 - Quiz

5. In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow Lorenzo will get married.
A
Present simple
B
Past simple
C
Future
D
Continuos

Slide 6 - Quiz

 Present Continuous 

  • Vorm je door : 
  • werkwoord 'to be' + werkwoord + ing

  • I am going to bed.

Slide 7 - Slide

Waneer gebruik je de Present Continuous ? 
  • bij situaties die nu aan de gang zijn 
  • of geplande activiteiten in de toekomst

At the moment I am learning English, but tonight I am playing cards with my friends.

Slide 8 - Slide

Past Continuous


  • bij handelingen en gebeurtenissen die  op een bepaald moment in het verleden aan de gang waren
  • of situaties van tijdelijke aard in het verleden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Past Continuous

Slide 11 - Slide

In welke zin wordt de Past Continuous gebruikt?
A
I was waiting for the bus.
B
I has waited for the bus?
C
I am waiting for the bus.
D
Ik weet het niet;(

Slide 12 - Quiz

In welke zin wordt de Past Continuous gebruikt?
A
They film the event with a hidden camera.
B
They filmed the event with a hidden camera.
C
They are filming the event with a hidden camera.
D
They were filming the event with a hidden camera.

Slide 13 - Quiz

Past continuous:
Wat is de regel van de past continuous?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
was/were+ hele ww+ -ing
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 14 - Quiz


Wanneer gebruik je de Past Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 15 - Quiz

Bijwoorden van frequentie 
  • Bijwoorden zijn: always, never, usually, often, sometimes, still, seldom. Deze bijwoorden geven aan hoe vaak iets gebeurt. 
  • Ze staan altijd vóór het werkwoord.

For example:
Sue always wears jeans.
My dog never attacks me.

Slide 16 - Slide

Adverbs of frequency

Slide 17 - Slide

1. Always
2. Never
3. Often
4. Sometimes
5. Usually
Vaak 
Gewoonlijk
Nooit
Altijd
Soms

Slide 18 - Drag question

Zelden
Af en toe
Vaak
Over het algemeen
Rarely
Occasionally
Frequently
Generally
Seldom

Slide 19 - Drag question

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
always
usually
regulary
often
sometimes
seldom
never

vóór het werkwoord
talk / write / watch / sit / can / have / move / etc.
na to BE 
am / are / is
was / were

Slide 20 - Slide

Voeg toe: "often"
We laugh at their jokes.
A
We often laugh at their jokes.
B
We laugh often at their jokes.

Slide 21 - Quiz

Voeg toe: "never"
He is nervous.
A
He is nervous never.
B
He never is nervous
C
He is never nervous

Slide 22 - Quiz

Voeg toe: "usually"
We relax after school.
A
We usually relax after school.
B
We relax usually after school.

Slide 23 - Quiz

Voeg toe: "sometimes"
She asks me to write for her website.
A
She asks sometimes me to write for her website.
B
She sometimes asks me to write for her website.

Slide 24 - Quiz

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
  • Vóór het hoofdwerkwoord:
School always starts at 8.30pm.
I never sing in public.

  • na een vorm van to be: am, are, is, was, were:
There is always something to see.
His jokes are sometimes boring.


Slide 25 - Slide

Fijn Vakantie!

Slide 26 - Slide