Begrijpend lezen Les 5: Teksten inleiden en afsluiten
HAVO 1 P2 2019-2020
1 / 34
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Nederlands
Begrijpend lezen Les 5: Teksten inleiden en afsluiten
HAVO 1 P2 2019-2020
Slide 1 - Slide
Vorige lessen heb je geleerd ...
... heb je de 6 tekstdoelen en 6 tekstsoorten en verschillende tekstvormen geleerd.
... wat de 3 soorten publiek zijn.
... wat oriënterend lezen is.
... wat een alinea, een tussenkopje en een deelonderwerp zijn.
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les...
... weet je uit welke 3 delen een tekst bestaat.
... weet je op welke manieren een tekst kan worden ingeleid. ... weet je op welke manieren een tekst kan worden afgesloten.
Slide 3 - Slide
1. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort uiteenzettende tekst?
A
uiteenzetten/uitleggen
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen
Slide 4 - Quiz
2. Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort informerende tekst?
A
uitleggen
B
informeren
C
overhalen
D
overtuigen
Slide 5 - Quiz
3. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm recept?
A
informeren
B
uiteenzetten/uitleggen
C
overhalen
D
overtuigen
Slide 6 - Quiz
4. Bij welk tekstdoel hoort de tekstvorm sollicitatiebrief?
A
overtuigen
B
informeren
C
aan het denken zetten
D
overhalen
Slide 7 - Quiz
5. Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm column?
A
aan het denken zetten
B
overtuigen
C
overhalen
D
informeren
Slide 8 - Quiz
6. Bij welke tekstdoelen hoort de tekstvorm weblog?
A
informeren
B
overhalen
C
overtuigen
D
aan het denken zetten
Slide 9 - Quiz
7. Wat is het verschil tussen de tekstdoelen overtuigen en overhalen?
A
Er is geen verschil.
B
Overtuigen: ervoor proberen te zorgen dat iemand hetzelfde denkt als jij. Overhalen: iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
C
Overhalen: ervoor proberen te zorgen dat
iemand hetzelfde denkt als jij. Overtuigen:
iemand activeren, iemand tot iets aanzetten (actief maken)
Slide 10 - Quiz
8. Een tekst heeft vaak meerdere doelen, maar 1 hoofddoel (belangrijkste doel).
A
dit klopt
B
dit klopt niet
Slide 11 - Quiz
9. Wat is een tussenkopje?
A
De titel van de tekst.
B
De titel van de inleiding.
C
De titel van een alinea.
D
De titel van het slot.
Slide 12 - Quiz
10. Wat is het verschil tussen een tussenkopje en de titel?
A
Er is geen verschil.
B
Een tussenkopje gaat over de hele tekst. De titel gaat over een alinea.
C
De titel gaat over de hele tekst. Een tussenkopje gaat over een alinea.
Slide 13 - Quiz
1. Wat is het verschil tussen een onderwerp en een deelonderwerp?
A
Er is geen verschil.
B
Een onderwerp gaat over de hele tekst. Een deelonderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
C
Een deelonderwerp gaat over de hele tekst. Een onderwerp is het onderwerp van een alinea (een deel van de tekst).
Slide 14 - Quiz
3 delen van een tekst
Een tekst bestaat uit 3 delen:
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slide 15 - Slide
Teksten inleiden
Een schrijver kan zijn tekst op verschillende manieren inleiden. Soms kiest hij voor een combinatie.
Het onderwerp aankondigen (= vertellen waar de tekst over gaat)
Een kort grappig of bijzonder verhaaltje (= anekdote) vertellen
Een of meer vragen stellen.
De aanleiding voor het schrijven noemen (= vertellen waarom je schrijft)
Slide 16 - Slide
Teksten afsluiten
Een schrijver kan zijn tekst op verschillende manieren afsluiten. Soms kiest hij voor een combinatie.
Conclusie
Samenvatting
Advies
Slide 17 - Slide
Alles in 1 overzicht.
Slide 18 - Slide
Aan de slag!
Pak je boek erbij.
Lees tekst 7 op blz. 137.
Slide 19 - Slide
Aan de slag!
Maak vraag 1 t/m 10 op de volgende slides.
De vragen horen bij:
tekst 7, 8 en 9 op blz. 137 t/m 139 van je boek.
Maak: de tot-slot-vraag op de laatste slide.
Slide 20 - Slide
1. Tekst 7 is het middenstuk van een tekst over gehoorschade. De schrijver is vergeten de tekst in alinea's te verdelen. Verdeel de tekst in 3 alinea's. Noem steeds de eerste woorden van de alinea's.
Slide 21 - Open question
2. Tekst 8 (blz. 137) zou de inleiding bij tekst 7 kunnen zijn. Op welke manieren wordt deze inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
Slide 22 - Quiz
3. Over welke drie deelonderwerpen krijg je informatie?
Slide 23 - Open question
4. Welke 3 tussenkopjes passen bij deze deelonderwerpen?
Slide 24 - Open question
5. Wat is het tekstdoel van tekst 7?
Slide 25 - Open question
6. Wat is de tekstsoort van tekst 7?
Slide 26 - Open question
Lees tekst 9 op blz. 138 van je boek.
Slide 27 - Slide
7. Tekst 9 (blz. 138) zou de inleiding bij tekst 7 kunnen zijn. Op welke manieren wordt deze inleiding vormgegeven?
A
De aanleiding voor het schrijven wordt genoemd.
B
Het onderwerp wordt aangekondigd.
C
Er worden een of meerdere vragen gesteld.
D
Een anekdote vertellen.
Slide 28 - Quiz
Lees tekst 10 op blz. 138 van je boek.
Slide 29 - Slide
8. Heeft de schrijver van tekst 10 (blz. 138) een van de manieren om een tekst af te sluiten gebruikt? Leg je antwoord uit.
Slide 30 - Open question
Lees tekst 11 op blz. 139 van je boek.
Slide 31 - Slide
9. Op welke manier geeft de schrijver de inleiding van tekst 11 (blz. 139) vorm?
Slide 32 - Open question
10. Wat is het tekstdoel van tekst 11 (blz. 139)? En welke tekstsoort hoort daarbij?