Voorwerpen: flikkerende lampen, een kerstboom, ambulance in de straat.
Geluiden: geraas van verkeer, een tikkende klok, een glas dat kapot valt.
Weer en seizoenen: stralende zon, miezer, bittere vrieskou.
Tijdperken: het heden, een jaar (1940), een verre toekomst.
Culturen: typische Japanse gerechten, personages met een dialect.
Denk terug aan de woestijn van zonet en vul het bovenste rijtje in.