klas 1KGT 3-7 april 2023

• Duits
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Herzlich Wilkommen!

                          Ga lekker zitten op je vaste plek

                          Telefoon in de telefoontas

Kauwgom in de bak? Telefoon in de telefoontas? Boek op tafel? CHECK

Hoe verloopt deze les?

Leerdoelen

samen

Rückblick

Uitleg

Zelfstandig

Blooket

Leerdoel

check

Helemaal stil

Helemaal stil

Klassikaal

Samenwerken

Helemaal stil

Klassikaal

Controle

Controle

Controle

Rückblick (terugblik)

Was machen wir heute?

- Filmchen Ostern (Pasen)

- Korte herhaling van uitleg "Het (bepaalde) lidwoord"

- Opgaven maken en samen checken

- Quiz

- Abschließen (afsluiten)

Lernziele = leerdoelen

Du kennst/kannst (Je kent/kunt)

• een filmpje in het Duits begrijpen over Pasen
• de regels van het lidwoord toepassen

                         Filmchen

Wat wordt met Pasen gevierd?

Jezus leefde zo'n 2000 jaar geleden

A. richtig ( juist)

B. falsch (onjuist)

Jezus stierf op Goede Vrijdag

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

De volgelingen van Jezus geloofden eerst niet dat Hij weer leefde

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

Het Duitse woord voor Pasen lijkt op het Engelse woord voor Pasen

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

Jezus leefde zo'n 2000 jaar geleden

A. richtig ( juist)

B. falsch (onjuist)

Jezus stierf op Goede Vrijdag

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

De volgelingen van Jezus geloofden eerst niet dat Hij was weer leefde

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

Het Duitse woord voor Pasen lijkt op het Engelse woord voor Pasen

A. richtig (juist)

B. falsch (onjuist)

UITLEG der, die of das??

Neem voor je bladzijde 78

UITLEG "Het lidwoord"

Wanneer gebruik je:

der .................................... ?

die .................................... ?

das .................................... ?

SAMENVATTING

Wanneer gebruik je:

der = mannelijke personen en dieren (de stier = der Stier)

die = - vrouwelijke personen en dieren (de moeder = die Mutter)

            - woorden die op een -e eindigen (de klas = die Klasse)

            - meervoudswoorden ( de ouders = die Eltern)

das = woorden die in het Nederlands met "het" gaan

            (het huis = das Haus, het schip = das Schiff

Wat: Bladzijde 78-83, Aufgabe 17-25

Kies minimaal 5 opdrachten uit. Meer mag altijd!

Hoe: Werk zelfstandig of samen met degene naast je

Zeit: 12 Minuten

Hulp: Grammatik van bladzijde 78

Klaar?: Steek je vinger op. Dan kom ik even langs

Keuze Opdracht

der, die of das??

goldquest.blooket.com

Lernziele = leerdoelen

Du kennst/kannst (Je kent/kunt)

• een filmpje in het Duits begrijpen over Pasen
• de regels van het lidwoord toepassen

Vorschau (de volgende les)

We gaan verder met Sprechen.

Ist das Ziel erreicht?

                                           Is het doel bereikt??

Schönes Wochenende und bis zum nächstes Mal!