Julia: Hoe kwam je in de tuin? En waarvoor?
De muur is hoog, je klimt er lastig over.
Weet wie je bent: vindt één van mijn familie jou,
dan ben je er geweest. Vlug, vertel.
Romeo: Mij houdt geen stenen bouwsel tegen.
De liefde geeft toch vleugels? Ik vloog erover.
Want wat de liefde kan, dat durft ze ook.
Jouw familieleden houden mij niet tegen.
Julia: Romeo, als ze je zien, wordt je vermoord.
Romeo: In jouw oog schuilt meer gevaar dan in
twintig van hun messen. Lacht dat me toe,
dan is mijn lichaam vijandproef.
Julia: voor niets ter wereld wil ik dat ze jou daar zien.
Romeo: De tovermantel van de nacht maakt me
onzichtbaar voor hun ogen. Maar houd jíj niet
van mij, dan mogen zij me vinden. Dan sterf ik
door hun haat meteen. En hoef ik niet, uit verlangen
naar jouw liefde, langzaam weg te teren.
Julia: Lieve liefde, je hebt me afgeluisterd
toen ik aan de nacht bekende dat ik zielsveel
van je houd. Het gebruikelijke,
virtuoze en verrukkelijke
spel van afstoten en aantrekken
is dus voor mij niet weggelegd. Als jij
net zo onuitputtelijk van mij houdt als ik
van jou, zeg dan openlijk en eerlijk
tegen mij waarom je zo van me houdt..