-kun je werkwoorden waarbij de stam eindigt op een t of d goed spellen;
-kun je werkwoorden waarbij de stam eindigt op een z of v goed spellen;
-weet je hoe je woorden met een au of ou moet schrijven.
Slide 2 - Slide
Stam en ik-vorm
Je hebt geleerd dat een werkwoord een doe-woord is. Een werkwoord vertelt je wat iemand/iets doet of wat er gebeurt.
Als je een werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en.Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk!
Slide 3 - Slide
Stam en ik-vorm
Slide 4 - Slide
Ik-vorm die eindigt op -d of -t
Bij werkwoorden waarbij de ik-vormeindigt op een -d, schrijf je bij de jij-vorm en de hij-vorm-dt. Als je het uitspreekt, hoor je steeds een t.
ik vind - jij vindt - hij vindt
ik word - jij wordt - hij wordt
Slide 5 - Slide
Ik-vorm die eindigt op -d of -t
Als de ik-vorm eindigt op een -t, schrijf je er nooit een tweede t achter.
ik zet - jij zet - hij zet
ik plet - jij plet - hij plet
Slide 6 - Slide
Stam die eindigt op -z of -v
Sommige medeklinkers worden niet gebruikt aan het eind van een woord. Dit kom je tegen bij werkwoorden.
De laatste letter van de stam verandert dan.
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f
Slide 7 - Slide
Stam die eindigt op -z of -v
stam eindigt op -z → ik-vorm op -s
stam eindigt op -v → ik-vorm op -f
Slide 8 - Slide
Au en ou
Er is geen regel voor wanneer je au of ou schrijft. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.
Slide 9 - Slide
Aan de slag
Blok 4 spelling
Maken deze week:
4.5, 4.6, 4.7, 4.8 + dictee
KLAAR?-bijspijkeren spelling H3 + H4
(volgende week s.o.!!) of lezen.
TIP!
Vind je een onderdeel lastig? Bestudeer dan goed de theorie!!!
Slide 10 - Slide
Nabespreken
We gaan de opdrachten bespreken
aantal
240
aantal
Slide 11 - Slide
Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:
-kun je werkwoorden waarbij de stam eindigt op een t of d goed spellen;
-kun je werkwoorden waarbij de stam eindigt op een z of v goed spellen;
-weet je hoe je woorden met een au of ou moet schrijven.